H3 woordenschat

En hoe doe jij dat?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

En hoe doe jij dat?

Slide 1 - Tekstslide

NN2  H3 Woordenschat
Welk woord past bij de volgende omschrijving?

Slide 2 - Tekstslide

Behorend tot de politieke beweging die opkomt voor maatschappelijke gelijkheid
A
coalitie
B
progressief
C
socialistisch
D
populisme

Slide 3 - Quizvraag

Behorend tot de politieke beweging die de nadruk legt op individuele vrijheid
A
populisme
B
liberalisme
C
communisme
D
socialisme

Slide 4 - Quizvraag

Geef een synoniem voor bewindslieden

Slide 5 - Open vraag

Geef een synoniem voor profijt

Slide 6 - Open vraag

Geef een synoniem voor elctoraat

Slide 7 - Open vraag

Welk woord hoort bij: de groep mensen die men vertegenwoordigt

Slide 8 - Open vraag

revolutie; grote verandering

Slide 9 - Open vraag

behorend tot de politieke partij die zich baseert op het geloof

Slide 10 - Open vraag

politieke samenwerking, meestal om een regering te vormen

Slide 11 - Open vraag

strijd in aanloop naar de verkiezingen

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Het tegenovergestelde van "liberaal" is:

Slide 14 - Open vraag

Om mensen achter je zien te krijgen voor een bepaald doel moet je mensen:

Slide 15 - Open vraag

Het tegenovergestelde van "conservatief" is:

Slide 16 - Open vraag

Een ander woord voor: "een goede afspiegeling gevend"
is:
A
progressief
B
ostentatief
C
affectief
D
representatief

Slide 17 - Quizvraag

politieke partijen die de regering niet steunen noemen we de

Slide 18 - Open vraag

synoniem voor parlementariër is:

Slide 19 - Open vraag

ANW (algemeen Nederlands woordenboek)


Een volksvertegenwoordiger… is een politicus; is een persoon. [Geheel] is lid van een volksvertegenwoordiging en heeft dus zitting in een Kamer, parlement, raad of senaat; [Organisatie of instelling] is lid van een politieke partij uit een bepaalde richting; [

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Beeldspraak

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Tekstslide

metafoor of metoniem?
Iemand een veilige haven bieden
A
metafoor
B
metoniem

Slide 24 - Quizvraag

Na de plechtigheid dronken ze gezamenlijk een glaasje
A
metafoor
B
metoniem

Slide 25 - Quizvraag

Morgen is de aftrap van ons project
A
metafoor
B
metoniem

Slide 26 - Quizvraag

De overheid zet het mes in allerlei subsidies
A
de overheid is metoniem
B
de overheid is metafoor

Slide 27 - Quizvraag

De overheid zet het mes in allerlei subsidies
A
zet het mes in is metafoor
B
zet het mes in is metoniem

Slide 28 - Quizvraag

Hopelijk kunnen we volgende week de ijzers weer onderbinden
A
metafoor
B
metoniem

Slide 29 - Quizvraag