In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
H6 Reactievergelijkingen
par 6.5: Atoommassa en molecuulmassa
deel 2
Slide 1 - Tekstslide
Verandert de massa bij een reactie?
herhaling:
We hebben geleerd dat we bij een reactie voor en na de pijl dezelfde soorten en aantallen atomen hebben.
We hebben geleerd dat elk atoom een massa heeft.
Slide 2 - Tekstslide
Verandert de massa bij een reactie?
Dus: wanneer het aantalatomen voor (alle beginstoffen) en na de pijl (alle reactieproducten) gelijk is, is ook de totale massa van beginstoffen gelijk aan de totale massa reactieproducten.
'Wet van behoud van Massa'
Slide 3 - Tekstslide
Verandert de massa bij een reactie?
Dus: wanneer het aantalatomen voor (alle beginstoffen) en na de pijl (alle reactieproducten) gelijk is, is ook de totale massa van beginstoffen gelijk aan de totale massa reactieproducten.
'Wet van behoud van Massa'
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
ammoniak ----> waterstof + stikstof
17 gr ----> 3 gr + 14 gr
voorbeelden:
Slide 4 - Tekstslide
Verandert de massa bij een reactie?
Soms lastig de massa's van stoffen bij een reactie te bepalen. Gassen zijn moeilijk te vangen/te meten. Toch geldt in de Scheikunde altijd:
'Wet van behoud van Massa' (wet van Lavoisier)
Slide 5 - Tekstslide
berekenen hoeveel gram je van een stof nodig hebt
De verhouding tussen de verschillende stoffen blijft gelijk. te berekenen met de verhoudingstabel
(zie berekening hiernaast voorbeeld 1. )
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
stel je wilt 22 gr ijzersulfide maken. Hoeveel zwavel heb je nodig:
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
nu: ? + ----> 22 gr
: 11 x 22
; 11 x 22
ijzersulfide
11 gr
1
22 gr
zwavel
4 gr
0,36
8 gr
dus om 22 gr ijzersulfide te maken is 8 gr zwavel nodig
Slide 6 - Tekstslide
berekenen hoeveel gram je van een stof nodig hebt
De verhouding tussen de verschillende stoffen blijft gelijk. te berekenen met de verhoudingstabel
(zie berekening hiernaast voorbeeld 2.)
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
stel je wilt 50 gr ijzersulfide maken. Hoeveel zwavel heb je nodig:
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
nu: ? + ----> 50 gr
: 11 x 50
; 11 x 50
ijzersulfide
11 gr
1
50 gr
zwavel
4 gr
0,36
18,2 gr
dus om 50 gr ijzersulfide te maken is 18,2 gr zwavel nodig
Slide 7 - Tekstslide
berekenen hoeveel gram je van een stof nodig hebt
De verhouding tussen de verschillende stoffen blijft gelijk. te berekenen met de verhoudingstabel
(zie berekening hiernaast voorbeeld 3.)
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
stel je hebt 20 gr ijzer. Hoeveel ijzersulfide kun je hiervan maken:
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
nu: + 20 gr ----> ?
: 7 x 20
; 7 x 20
ijzer
7 gr
1
20 gr
ijzersulfide
11 gr
1,56
31,4 gr
dus met 20 gr ijzer kun je te maken is 31, gr zwavel nodig
Slide 8 - Tekstslide
Bereken hoeveel ijzer nodig is om 33 gram ijzersulfide te maken.
ijzer
7 gr
1
20 gr
ijzersulfide
11 gr
1,56
31,4 gr
ijzer
7 gr
1
20 gr
ijzersulfide
11 gr
1,56
31,4 gr
ijzer
7 gr
1
20 gr
ijzersulfide
11 gr
1,56
31,4 gr
zwavel + ijzer ----> ijzersulfide
4 gr + 7 gr ----> 11 gr
ijzersulfide
11 gr
1
22 gr
zwavel
4 gr
0,36
8 gr
Slide 9 - Open vraag
Bereken hoeveel waterstof nodig is om 20 gram ammoniak te maken.