paragraaf 4,4-inleiding

1 / 12
volgende
Slide 1: Interactive video met 10 slides
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

10

Slide 1 - Video

01:26
hoeveel plakjes kaas zijn er nodig als je 8 broodjes hebt?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 2 - Quizvraag

01:26
hoeveel belegde broodjes kun je maken uit 3 plakken kaas en 7 boterhammen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 3 - Quizvraag

02:07
wanneer stopt een chemische reactie?

Slide 4 - Open vraag

02:37
hoeveel weegt 1 belegde boterham?
A
70
B
40
C
110
D
180

Slide 5 - Quizvraag

02:37
In de scheikunde noemen we dit behoudt van massa


De massa van de beginstoffen (brood+kaas) is gelijk aan de massa van het product (belegde boterham)

Slide 6 - Tekstslide

04:31
hoeveel gram kaas is er nodig om 210 gram brood te beleggen?
A
368
B
140
C
3
D
120

Slide 7 - Quizvraag

05:48
Wat is in dit geval de totale massa van mijn belegde broodjes?
A
120
B
210
C
330
D
90

Slide 8 - Quizvraag

06:37
De massaverhouding ijzer : zwavel is ijzer7: zwavel4
Bereken hoeveel gram zwavel er nodig is om 210 gram ijzer te laten reageren
A
368
B
140
C
3
D
120

Slide 9 - Quizvraag

07:41
Bij de reactie tussen zwavel(s) en ijzer(s) ontstaat 1 reactieproduct namelijk ijzersulfide. Geef het reactieschema

Slide 10 - Open vraag

07:41
indien je 210 gram ijzer laat reageren met 120gram zwavel word alles omgezet in ijzersulfide. Hoeveel gram ijzersulfide is er gemaakt?
A
120
B
210
C
300
D
90

Slide 11 - Quizvraag

vraag voor de docent?

Slide 12 - Open vraag