11.3 Zwangerschap

11.3 Zwangerschap
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

11.3 Zwangerschap

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe bij een zwangerschap het kindje groeit.
  • Je leert hoe het wordt geboren.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe veranderen moeder en kind?

Bij een zwangerschap verandert er veel bij de moeder en het kind. Deze veranderingen bespreken we.
Veranderingen bij het kind:
  • In de eerste 12 weken noem je het ongeboren kind een embryo. Alle organen van het embryo worden gevormd. Het ziet er uit als een heel klein mensje.
  • Na 12 weken noem je het ongeboren kind een foetus. De
meeste organen zijn nu gevormd, het kindje groeit nu vooral.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe veranderen moeder en kind?

Bij een zwangerschap verandert er veel bij de moeder en het kind. Deze veranderingen bespreken we.
Veranderingen bij de vrouw:
  • De eerste 12 weken is de vrouw wat moe en eet ze meer.
  • Pas na 20 weken wordt de buik dikker en kan ze het kind
voelen bewegen. 
  • Omdat het kind steeds groter wordt, moeten de organen
van de moeder steeds verder opschuiven. Zo ook de blaas,
de vrouw moet vaak plassen.
  • De melkklieren in de borsten groeien, ter voorbereiding
op het voeden van het kind.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
Het kindje drijft in een vloeistof, het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het kindje tegen schokken en stoten. Het vruchtwater wordt bij elkaar gehouden door een soort ballon, de vruchtvliezen.
De baby is met de moeder verbonden via de navelstreng. In de navelstreng lopen de bloedvaten van het kindje. De navelstreng zit vast aan de 
placenta (moederkoek). In de placenta zitten de
bloedvaten van de moeder. Ondanks dat de bloed-
vaten van kind en moeder elkaar niet raken, kunnen
ze door de placenta toch stoffen uitwisselen.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?
In de placenta worden de volgende stoffen uitgewisseld:
  • De stoffen die het kindje nodig heeft, zuurstof en voedingsstoffen, gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het kindje.
  • De afvalstoffen van het kindje, zoals koolstofdioxide, gaan van het bloed van het kindje naar het bloed van de moeder.

Slide 7 - Tekstslide

Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 8 - Sleepvraag

Welke stoffen zijn schadelijk voor de baby?

Omdat er stoffen uitgewisseld worden tussen kind en moeder, kunnen schadelijke en giftige stoffen ook van de moeder bij het kind komen. Denk hierbij aan drugs, alcohol en nicotine. Hierdoor kan het kind minder goed groeien en kunnen de hersenen minder goed ontwikkelen. In ernstige gevallen kan het kind zelfs doodgaan. Als een kind overlijdt in de baarmoeder noemen we dat miskraam.

Bij het Foetaal Alcohol Syndroom (FAS) krijgt het ongeboren kind
via de moeder zoveel alcohol binnen dat de hersenen niet voldoende
ontwikkelen. Dat kun je in de foto hiernaast zien.

Slide 9 - Tekstslide

Hoe leeft het kindje in de baarmoeder?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Hoe gaat de bevalling?

Een zwangerschap duurt gemiddeld 40 weken. Als het kindje met de hoofd naar beneden ligt, naar de baarmoedermond toe, gaat de bevalling het gemakkelijkst.

Slide 12 - Tekstslide

Hoe gaat de bevalling?

Een bevalling bestaat uit drie fasen:
1. Weeën: bij een wee trekken de spieren in de baarmoederwandsamen. Hierdoor gaat de baarmoedermond open. Dat opengaan heet ontsluiting
Vaak breken de vruchtvliezen tijdens of hier vlak voor.
2. Als de baarmoedermond open genoeg is begint de
uitdrijving. Sterke persweeën drukken de baby naar buiten.
3. Als de baby buiten de baarmoeder is en dus geboren is, 
begint de nageboorte. Weeën duwen de placenta met de
vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten.
De baby wordt schoongemaakt en de navelstreng afgeknipot,
het litteken van de navelstreng is de navel.

Slide 13 - Tekstslide

Als je de volgende vragen goed kan beantwoorden, dan weet je dat je de paragraaf goed snapt.
Twijfel je nog of maak je nog veel fouten, maak dan de extra oefeningen in de studiewijzer of maak zelf samenvatten.

Let op! Je zult nooit de vraag letterlijk goed hebben, maar vergelijk jouw antwoord met het goede antwoord en kijk of het overeen komt.

Slide 14 - Tekstslide

De opgezogen zaadcellen worden in een laboratorium gebruikt voor de bevruchting van eicellen. Dit wordt reageerbuisbevruchting of IVF genoemd. Uit bevruchte eicellen ontstaan embryo’s waarvan er één of twee in het voortplantingsstelsel van de vrouw gebracht worden.
Hoe heet het deel van het voortplantingsstelsel waar embryo’s dan ingebracht worden?
A
Eileider
B
Baarmoeder
C
Vagina
D
Eierstok

Slide 15 - Quizvraag

Als de weeën niet op tijd op gang komen kunnen ze opgewekt worden. Waarom zijn weeën noodzakelijk als een baby "natuurlijk" (dus zonder keizersnee) geboren moet worden?

Slide 16 - Open vraag

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 17 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij een nageboorte?

Slide 18 - Open vraag

Welke stoffen gaan vanuit de foetus naar de moeder toe?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water
D
Voedingsstoffen

Slide 19 - Quizvraag