In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
5. Kookpunt en smeltpunt
Slide 1 - Tekstslide
Planning vandaag
- Stofeigenschappen
- Wat is het kookpunt en smeltpunt?
- Bepalen van de fase
- Diagrammen
Slide 2 - Tekstslide
Stofeigenschappen. Kunnen jullie er een paar noemen?
Slide 3 - Tekstslide
Kookpunt en smeltpunt zijn ook stofeigenschappen
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het kookpunt van water?
Wat is het kookpunt?
Het kookpunt is de temperatuur waarop een stof kookt, voor water is dit 100 graden celsius
Slide 5 - Tekstslide
Welke faseovergangen hebben te maken met het kookpunt?
Faseovergangen kookpunt
De faseovergangen verdampen en condenseren vinden plaats bij de temperatuur van het kookpunt. Bijvoorbeeld
Gasvormig water(waterdamp) zal condenseren tot vloeibaar water wanneer het wordt afgekoelt tot 100 graden celsius
vloeibaar water zal verdampen tot waterdam wanneer het wordt verwarmd tot 100 graden celsius
Slide 6 - Tekstslide
Welke faseovergangen hebben te maken met het kookpunt?
Faseovergangen kookpunt
De faseovergangen verdampen en condenseren vinden plaats bij de temperatuur van het kookpunt. Bijvoorbeeld
Gasvormig water(waterdamp) zal condenseren tot vloeibaar water wanneer het wordt afgekoelt tot 100 graden celsius
vloeibaar water zal verdampen tot waterdam wanneer het wordt verwarmd tot 100 graden celsius
Slide 7 - Tekstslide
Wat is het smeltpunt van water?
Wat is het smeltpunt?
Het smeltpunt is de temperatuur waarop een stof smelt/stolt, voor water is dit 0 graden celsius
Slide 8 - Tekstslide
Welke faseovergangen hebben te maken met het smeltpunt?
Faseovergangen smeltpunt
De faseovergangen smelten en stollen vinden plaats bij de temperatuur van het smeltpunt. Bijvoorbeeld
vloeibaar water stolt (bevriest) bij een temperatuur van 0 graden celsius tot de vaste fase (ijs)
Vast water (ijs) smelt bij een temperatuur van 0 graden celsius tot de vloeibare fase
Slide 9 - Tekstslide
Kookpunt en smeltpunt
Iedere zuivere stof heeft een kookpunt. Het kookpunt van een stof is de temperatuur waarbij deze stof overgaat van de vloeibare in de gasvormige fase. (Voor water is het kookpunt 100 graden Celsius.) Soms wordt dit kookpunt ook wel condensatiepunt genoemd.
Het smeltpunt van een stof is de temperatuur waarbij deze stof over gaat van de vaste naar de vloeibare fase. (Voor water is het smelt/stolpunt 0 ºC). Het stolpunt van een stof is de temperatuur waarbij deze stof over gaat van de vloeibare naar de vaste fase. Smelten en stollen zijn namelijk het omgekeerde proces van elkaar.
Slide 10 - Tekstslide
Kookpunt en smeltpunt zijn ook stofeigenschappen
Slide 11 - Tekstslide
Kookpunt en smeltpunt zijn ook stofeigenschappen
Deze temperaturen zijn dus altijd gelijk voor één specifieke stof.
* deze tabel hoef je niet uit je hoofd te leren
Slide 12 - Tekstslide
In welke fase is een stof?
Als de temperatuur van de stof hoger is dan het kookpunt is de stof in de gasfase
G
Als de temperatuur van de stof onder het smeltpunt is, is de stof in de vaste fase
S
Als de temperatuur van de stof tussen het kookpunt en smeltpunt is, is de stof in de vloeibare fase
L
Slide 13 - Tekstslide
In welke fase is water?
Als de temperatuur van de stof hoger is dan het kookpunt is de stof in de gasfase
G
Als de temperatuur van de stof onder het smeltpunt is, is de stof in de vaste fase
S
Als de temperatuur van de stof tussen het kookpunt en smeltpunt is, is de stof in de vloeibare fase
L
Slide 14 - Tekstslide
In welke fase is alcohol?
Als de temperatuur van de stof hoger is dan het kookpunt is de stof in de gasfase
G
Als de temperatuur van de stof onder het smeltpunt is, is de stof in de vaste fase
S
Als de temperatuur van de stof tussen het kookpunt en smeltpunt is, is de stof in de vloeibare fase
L
Slide 15 - Tekstslide
Welke fase is de stof?
- Is de temperatuur onder het smeltpunt?
vaste fase
- Is de temperatuur tussen het smelt- en kookpunt?
vloeibare fase
- Is de temperatuur hoger dan het kookpunt?
gas fase
Slide 16 - Tekstslide
Oefenen: Welke fase is goud bij 1500 °C?
antwoord: vloeibaar
1500°C ligt tussen het smelt- en kookpunt van goud (tussen 1064°C en 2860°C)
Slide 17 - Tekstslide
Pak je laptop en log in in deze LessonUp-les
Slide 18 - Tekstslide
(klik op het plaatje) Het is 25 °C welke fase heeft azijnzuur?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen
Slide 19 - Quizvraag
Ik heb wat butaan bij -20 °C. In welke fase zit dit?
A
Vaste stof
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 20 - Quizvraag
Het is -45 C. Welke fase heeft kwik?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen
Slide 21 - Quizvraag
Het is 1000 °C. welke fase heeft lood?
A
Vloeibaar
B
Vast
C
Gas
D
Geen van allen
Slide 22 - Quizvraag
Welke stof is in de vloeibare fase bij een temperatuur van -80°C?
A
waxine
B
stikstof
C
kwik
D
alcohol
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Video
Sleep de woorden naar de juiste plek.
kookpunt
smeltpunt
smelten
condenseren
verdampen
stollen
Slide 25 - Sleepvraag
Bekijk de afbeelding hiernaast. Beantwoord de 3 vragen a. Wat is ongeveer het kookpunt? b. Wat is ongeveer het smeltpunt? c. Welke stof is dit?
Slide 26 - Open vraag
Antwoord: Wat is het smeltpunt en kookpunt?
= ± 78°C
= ± -110°C
= Alcohol
Slide 27 - Tekstslide
Antwoord: Welke stof is het ?
Kookpunt = ± 78°C
Smeltpunt= ± -110°C
Het is alcohol
Slide 28 - Tekstslide
Samenvattend - Kookpunt en smeltpunt
Het kookpunt is de temperatuur waarop een stof van de vloeibare fase naar de gasfase verandert (en andersom).
Het smeltpunt is de temperatuur waarop een stof van de vloeibare fase naar de vaste fase verandert (en andersom)
Het smeltpunt en kookpunt van een stof zijn stofeigenschappen. Iedere stof heeft dus een ander kookpunt en smeltpunt. Zie deze tabel, deze hoef je niet uit je hoofd te leren.
Slide 29 - Tekstslide
Samenvattend - Welke fase is de stof?
Als de temperatuur van een stof boven het kookpunt ligt zal de stof in de gasfase zijn.
Als de temperatuur van een stof tussen het smeltpunt en kookpunt ligt zal de stof in de vloeibare fase zijn
Als de temperatuur van een stof onder het smeltpunt ligt zal de stof in de vaste fase zijn.
Slide 30 - Tekstslide
Samenvattend - Diagrammen
Tijdens een faseverandering zal de temperatuur constant blijven. Deze temperatuur zal het kookpunt of smeltpunt zijn.
Dus, zo lang er nog water in jouw pannetje zit zal de temperatuur 100°C zijn.
Slide 31 - Tekstslide
Verwerkingsvragen
Dit is huiswerk
In SOM kan je vinden voor wanneer dit precies af moet zijn
De groene vragen zijn optioneel
Slide 32 - Tekstslide
Vraag 1: Hoe heet de fase-overgang van de vaste naar de vloeibare fase?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 33 - Quizvraag
Vraag 2: Hoe heet de fase-overgang van de vloeibare naar de gasvormige fase?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 34 - Quizvraag
Vraag 3: Wat is de fase van diamant bij 3742 °C?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
Slide 35 - Quizvraag
De volgende X vragen gaan over de onderstaande afbeelding
Sam heeft metingen verricht tijdens het uitvoeren van een practicum. Hij heeft een ijsklontje verwarmt en gedurende een aantal minuten de temperatuur bij
gehouden. Bekijk de grafiek in de afbeelding hieronder.
De volgende vraag over de onderstaande situatie.
Slide 36 - Tekstslide
Vraag 4: Geef bij iedere letter aan wat er gebeurd met het ijsklontje
Slide 37 - Open vraag
Vraag 5: Teken een grafiek van de resultaten van Mirjam. Omcirkel het punt/de punten waar de stof over gaat van fase.
Doe dit op papier, lever de foto in.
Slide 38 - Open vraag
Slide 39 - Video
01:22
Vraag 6: Leg uit waarom het ijs smelt als er zout wordt toegevoegd. Gebruik het woord smeltpunt.
Slide 40 - Open vraag
Vraag 7: Bekijk de lijst met stoffen hiernaast. Het is 20°C, welke stoffen zijn gasvormig?
Slide 41 - Open vraag
Vraag 8: De koudste temperatuur die ooit in Alaska werd gemeten is – 58 ºC. Kan deze temperatuur gemeten worden met een kwik thermometer? Leg je antwoord uit!
Slide 42 - Open vraag
Vraag 9 Silvie verwarmt 80 gram een vaste stof. Zij maakt een grafiek van de temperatuursverandering ten opzichte van de tijd.
Welke grafiek kan horen bij een proefje met 240 gram van deze vaste stof?
A
B
C
Slide 43 - Quizvraag
Antwoorden open vragen
vraag 4:
A = ijs (vaste fase)
B = smelten (vast+vloeibaar)
C = vloeibaar water
D = verdampen (vloeibaar+gas)
E = waterdamp (gasfase)
vraag 5
vraag 6
Als je zout op ijs strooit, verlaagt het het smeltpunt van het ijs. Normaal smelt ijs bij 0 graden, maar met zout erbij smelt het al bij een lagere temperatuur. Het ijs kan dan smelten, zelfs als het buiten nog kouder is dan 0 graden. Het zal dan minder snel glad worden omdat het water niet bevriest.
vraag 7:
butaan, propaan, stikstof, zuurstof
Vraag 8:
Nee, wanneer de temperatuur onder de -39 is zal kwik stollen. De vloeistofthermometer heeft dan geen vloeistof meer, alleen maar een vaste stof. Hij zal dan niet werken