01_Introducción_año4

Introducción año 4
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Introducción año 4

Slide 1 - Tekstslide

Año 4
Periodo 1: tradiciones, cultura, escuela
-4.5.1 luistertoets
-4.5.2 leestoets

Periodo 2: el deporte, temas del examen
4.6.1 schrijfvaardigheid
4.6.2 leestoets

Periodo 3: repetición de todo
4.7.1 examen oral

Slide 2 - Tekstslide

Examen 24/25
Leesvaardigheid


Slide 3 - Tekstslide

https://wordwall.net/resource/9204882/los-pa%C3%ADses-hispanohablantes-complete-the-map
Kopieer de link en probeer de landen te slepen naar de juiste plek
Un juego

Slide 4 - Tekstslide

Over welke landen zou je meer willen leren? 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Ahora, un quiz para descubrir qué recuerdas del año pasado...
Quiz año 3

Slide 7 - Tekstslide

¿Qué palabra NO es ropa?
A
zapatos
B
camiseta
C
mesa
D
abrigo

Slide 8 - Quizvraag

¿Cómo se dice: Ik hou van...
A
Me gusta...
B
Tengo...
C
Hago
D
Estoy...

Slide 9 - Quizvraag

¿Cómo se dice: Hij schrijft
A
escribo
B
escribes
C
escribe
D
escribimos

Slide 10 - Quizvraag

¿Cómo se dice: Jullie eten
A
Come
B
Coméis
C
comemos
D
comen

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort er op de stippellijn: vivo, vives, vive, vivimos, ........., viven
A
vivéis
B
vivis
C
viviis
D
viváis

Slide 12 - Quizvraag

traduzca la frase: Hoe heet jij?
A
¿Cuántos año tienes?
B
¿Dónde vives?
C
¿De dónde eres?
D
¿Cómo te llamas?

Slide 13 - Quizvraag

¿Cuántos años tienes? (antwoord in een hele zin)

Slide 14 - Open vraag

¿Qué es eso?
A
la cuenta
B
el dinero
C
la comida
D
la bebida

Slide 15 - Quizvraag

¿Qué significa: querer (ie)
A
doen/maken
B
willen
C
vragen
D
antwoorden

Slide 16 - Quizvraag

Hoe vervoeg je het werkwoord 'querer' (ie) naar: ik wil

Slide 17 - Open vraag

¿Qué significa: Hago mi tarea
A
Ik heb een taak
B
Ik doe oefeningen
C
Ik maak mijn huiswerk
D
Ik heb honger

Slide 18 - Quizvraag

De verleden tijd met hulpwerkwoord 'haber'. Wat is de juiste vervoeging van 'haber'?
A
ho, hes, he, hemos, heís, hen
B
hoy, hes, he, hemos, heis, hen
C
ho, has, ha, hamos, habéis, han
D
he, has ha, hemos, habéis, han

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal: Ik heb gedanst
A
ho bailado
B
he bailado
C
hoy bailado
D
hey bailado

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal: Wij hebben gegeten
A
hemos comido
B
habéis comido
C
hemos comado
D
han comado

Slide 21 - Quizvraag

'hacer' is onregelmatig in verleden tijd.

Wat is het goede voltooid deelwoord?
A
hato
B
hacido
C
hecho
D
hacho

Slide 22 - Quizvraag

Vertaal deze zin: Hebben jullie deze week nieuwe vrienden gemaakt?

Slide 23 - Open vraag

Was deze opfrisles nuttig?
0100

Slide 24 - Poll