Meer Dan Lezen

Meer Dan Lezen/Spelling
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Meer Dan Lezen/Spelling

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Uitleg 
  • Woordraadstrategieën
  • Onderwerp
  • Alinea
  • Deelonderwerp
  • Hoofdletters
  • Huiswerk
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
  • ken je vijf woordraadstrategieën en weet je hoe je ze moet gebruiken.
  • kun je bij voorbeelden herkennen en uitleggen welke woordraadstrategie je in moet zetten.
  • kun je bij het lezen van een tekst de betekenis van lastige woorden achterhalen door woordraadstrategieën te gebruiken.
  • weet je hoe het onderwerp van de tekst vindt.
  • weet je wat alinea's zijn en hoe deze zijn opgebouwd.
  • weet je wat een deelonderwerp is.
  • weet je wanneer je hoofdletters gebruikt.

Slide 3 - Tekstslide

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • voorbeeld
  • tegenstelling
  • bekend woorddeel

Slide 4 - Tekstslide

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling
  • poep -drol

Vaak vind je, als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een synoniem?
A
Een ander woord dat dezelfde betekenis heeft
B
Een woord dat een andere betekenis heeft
C
Een gerecht uit Italië
D
Een woord dat iets aangeeft in de tekst, bijvoorbeeld 'omdat'

Slide 6 - Quizvraag

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving (definitie) van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 7 - Tekstslide

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 8 - Tekstslide

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 9 - Tekstslide

Woordraadstrategie bekend woorddeel:

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent. Zulke woorden noemen je samenstellingen. 

Bijvoorbeeld:

  • Lolbroek
  • Kletskous
  • Internetverslaafde

Slide 10 - Tekstslide

Bekend woorddeel
'parkeergarage'
 
Het woord is een samenstelling van 'parkeer' en 'garage'

parkeergarage is dus een garage om in te parkeren...




Slide 11 - Tekstslide

Wat denk je dat het woord 'fotografiecursus' betekent?

Slide 12 - Open vraag

Woorden met voorvoegsel




bijvoorbeeld on, her

On betekent niet of zonder.
Bijvoorbeeld: ongebruikelijk, ondankbaar, onnodig.

Her betekent opnieuw.
Bijvoorbeeld: herexamen, herkauwen, heropenen.

Woorden met achtervoegsel


bijvoorbeeld vol, loos

Vol  betekent met.
Bijvoorbeeld: smaakvol, hoopvol, liefdevol.

Loos betekent zonder.
Bijvoorbeeld: ademloos, draadloos, werkloos.


Slide 13 - Tekstslide

Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
alleen vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken

Slide 14 - Quizvraag

Eens? Ga staan! Oneens? Blijf zitten!
  • Je moet altijd een woordraadstrategie gebruiken als je een moeilijk woord ziet.
  • Een synoniem zoeken is een woordraadstrategie.
  • Een onbekend woord kun je het best gelijk in een woordenboek opzoeken.
  • Een woordraadstrategie gebruiken kost altijd heel veel tijd.
  • Woordraadstrategieën moet je kennen voor je toets.

Slide 15 - Tekstslide

Onderwerp tekst
Het onderwerp vertelt in één of enkele woorden waar de tekst over gaat.

Lees de tekst oriënterend (titel, afbeeldingen, inleiding). 
Maar, hoe doe je dat ook alweer?

Slide 16 - Tekstslide

Onderwerp tekst bepalen
  • Afbeeldingen bekijken
  • Titel en tussenkopjes lezen
  • Inleiding (1e alinea) lezen
  • Beantwoord vraag: waar gaat de tekst over?
  • Daar waar de tekst over gaat = het onderwerp


Slide 17 - Tekstslide

LEZEN

alinea’s


In een tekst staat niet alles door elkaar. De tekst is meestal verdeeld in stukjes. 
Zo’n stukje heet een alinea
In een alinea staat informatie die bij elkaar hoort.

In de eerste alinea (inleiding) staat vaak waar de hele tekst over gaat (het onderwerp van de tekst). Je maakt hier dus kennis met het onderwerp. In de volgende alinea’s staat meer uitleg of informatie over het onderwerp van de tekst.

Slide 18 - Tekstslide

Alinea's bestaan uit...
  • Zinnen die bij elkaar horen.
  • Zinnen die over hetzelfde deelonderwerp gaan.

De inleiding is een alinea.
De kern (het middenstuk) bestaat vaak uit meer alinea's.
Het slot is een alinea.
Dus minimaal 3 alinea's!

Slide 19 - Tekstslide

Kernzin
  • De belangrijkste zin van een alinea.
  • Deze staat vaak vooraan in een alinea.
  • Meestal de 1e zin.
  • Soms de 2e zin, dan is de 1e zin er om het verband met de voorgaande alinea aan te tonen. 
  • Deze kan ook aan het einde van een alinea staan.

Slide 20 - Tekstslide

LEZEN

alinea’s

- Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel. 
- Vaak wordt er eerst een regel overgeslagen (witregel)
- Soms begint eerste regel stukje naar rechts (inspringen)
- In schoolboeken staat vaak een nummer voor een alinea. Zo kun je sneller iets opzoeken.

Slide 21 - Tekstslide

Deelonderwerp
  • Het onderwerp van één (of meerdere) alinea's.
  • Iedere alinea gaat over een deelonderwerp.
  • Je hebt (bijna) altijd meerdere deelonderwerpen in een tekst.


Slide 22 - Tekstslide

Onderwerp + deelonderwerpen
Drie alinea's in het middenstuk.

Drie deelonderwerpen in het middenstuk.
onderwerp
deelonderwerp
deelonderwerp
deelonderwerp
inleiding
slot

Slide 23 - Tekstslide

Onderwerp: 
Black Friday 
Deelonderwerp:
Ontstaan van Black Friday 
Deelonderwerp:
Drukte in de stad.
Deelonderwerp:
Goede aanbiedingen of onzinaanbiedingen
Middenstuk: 

Alinea 3

Alinea 4
Alinea 2

Slide 24 - Tekstslide

Tussenkopjes
Soms hebben alinea's in het middenstuk ook tussenkopjes.
Een tussenkopje is een titel boven een alinea.
Een tussenkopje helpt vaak bij het deelonderwerp.

Slide 25 - Tekstslide

Let op!
De titel van de tekst is niet hetzelfde als het onderwerp van een tekst!

Slide 26 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Waarom?


1) Hoofdletters maken een tekst duidelijker en beter te lezen.


2) De lezer kan de tekst zo ook veel beter begrijpen.

Slide 27 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 28 - Tekstslide

Hoofdletter aan het begin van een zin
Uitzondering: Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
  • €15 betaalde hij voor het boek.
  • 86 jaar geleden werd mijn opa geboren.

Slide 29 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Sophie Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 30 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 31 - Tekstslide

Hoofdletter bij namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend van de regel, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 32 - Tekstslide

Hoofdletter bij aardrijkskundige namen
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerika
  • de Rivierenlaan
  • de Himalaya

Slide 33 - Tekstslide

Hoofdletter bij woorden die van namen zijn afgeleid
Bij woorden die van namen (van landen) zijn afgeleid  gebruik je een hoofdletter.
  • Amerikaanse president
  • Engels drop
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 34 - Tekstslide

Hoofdletter bij historische gebeurtenissen en feestdagen
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag
  • Kerstmis
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter: vaderdagontbijt

Slide 35 - Tekstslide

Geen hoofdletter
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.

Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee
  • Zuid-Amerika

Slide 36 - Tekstslide

Geen hoofdletter
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 37 - Tekstslide

Rondvraag
Vragen
en/of
 mededelingen?

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk
Neem samenvatting door/leer
Maandag oefentoets!
Huiswerk

Slide 39 - Tekstslide