HH lezen, paragraaf 1t/m4

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Herhalen belangrijkste dingen voor de toets.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Herhalen belangrijkste dingen voor de toets.

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1
Woordraadstrategieën

Slide 2 - Tekstslide

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • definitie
  • voorbeeld
  • tegenstelling
  • bekend woorddeel
  • afbeelding

Slide 3 - Tekstslide

Woordraadstrategie synoniem
Zoek naar een synoniem: een ander woord met dezelfde betekenis.
  • Exact - Precies
  • vreemde snuiter - rare snijboon - zonderling

Vaak vind je als je even verder leest in de tekst een synoniem voor een moeilijk woord dat je niet weet.

Slide 4 - Tekstslide

Woordraadstrategie omschrijving:
De schrijver geeft al een omschrijving  van het woord.

  • Mijn oma is geholpen aan staar, een aandoening waarbij de lens is vertroebeld.
  • Misofonie, mensen die zich ergeren aan bepaalde, op zich onschuldige, geluiden, zoals luid ademen en harde muziek uit oordopjes.

Slide 5 - Tekstslide

Woordraadstrategie definitie:
De schrijver geeft een hele precieze omschrijving:

  • Een school is een instelling waarin onderwijs op een bepaald niveau gegeven wordt.
  • Een meteoroloog is iemand die beroepsmatig het weer en het klimaat bestudeert.

Slide 6 - Tekstslide

Woordraadstrategie: een voorbeeld zoeken:
Soms staan er in een tekst voorbeelden om onbekende woorden uit te leggen. Je weet dan meteen wat de schrijver bedoelt.
  • Bij een voorbeeld vind je vaak de volgende woorden: bijvoorbeeld, zo is er..., zoals, denk maar aan..., neem
  • Ook een dubbele punt kan aangeven dat er voorbeelden volgen: 'zij houden van balsporten: voetbal, volleybal, korfbal.'


Slide 7 - Tekstslide

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 8 - Tekstslide

Woordraadstrategie bekend woorddeel:

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent. Zulke woorden noemen je samenstellingen. 

Bijvoorbeeld:

  • Robotisering
  • Automatisme
  • Internetverslaafde

Slide 9 - Tekstslide

Paragraaf 2
Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 10 - Tekstslide

Het onderwerp van een tekst
  • Iedere tekst gaat ergens over.
  • Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, stel je jezelf de vraag: Waar gaat deze tekst over?
  • Het onderwerp schrijf je zo kort en precies mogelijk op. 
  • Je antwoord bestaat uit één of enkele woorden (geen hele zin met werkwoorden)

Slide 11 - Tekstslide

De hoofdgedachte
Hoofdgedachte = het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Zo vind je een hoofdgedachte:
  1. Onderwerp zoeken.
  2. Wat is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt? 
  3. Van deze twee dingen samen, maak je één zin.


Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 3
Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 13 - Tekstslide

Waarom een tekstdoel?

De schrijver van een tekst wil bij de lezer iets bereiken.


De tekst die geschreven wordt, heeft een doel.

Slide 14 - Tekstslide

Tekstdoel
De schrijver wil..
Voorbeeld tekstsoort
Informeren
Instrueren
Activeren
Overtuigen
Amuseren
dat je iets te weten komt
dat je weet hoe je iets moet doen of hoe iets werkt
je overhalen om iets te doen
dat je zijn mening overneemt
je vermaken
krantenbericht, verslag sportwedstrijd, artikel
recept, gebruiksaanwijzing
reclametekst, uitnodiging
bespreking van een film, ingezonden brief
verhaal, boek, strip

Slide 15 - Tekstslide

Paragraaf 4
Alinea's en kernzinnen

Slide 16 - Tekstslide

alinea
  • Je leert over alinea's: een stuk tekst dat bij elkaar hoort
  1.  Een alinea begint op een nieuwe regel
  2. Soms is er een witregel tussen alinea's
  3. Elke alinea gaat over een deel van het onderwerp
  4. De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea

Slide 17 - Tekstslide

Geen alinea's
Wel alinea's

Slide 18 - Tekstslide

Kernzin
- Belangrijkste zin van een alinea.
- Kernzin is meestal de eerste of laatste zin van een alinea.
- In de zinnen voor of na de kernzin staat vaak een uitleg of voorbeeld uit iets van de kernzin.

Slide 19 - Tekstslide

Geen alinea's (dan is het ook lastig om de kernzin van en alinea te vinden)
kernzin van een alinea

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag
Ga voor jezelf leren voor de toets.
We werken eerst in stilte. Straks mag je elkaar overhoren. 

Slide 21 - Tekstslide