h4 formatieve toets 2.4 - 2.5 - 2.6
1 / 26
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Celdeling waarbij geslachtscellen ontstaan, noemen we
A
Mitose
B
Meisose
C
Geslachtelijke voortplanting
D
Ongeslachtelijke voortplanting
Slide 2 - Quizvraag
Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie
Slide 3 - Quizvraag
Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie plaats? En ovulatie?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
alleen ovulatie en geen menstruatie
C
zowel menstruatie als ovulatie
D
zowel geen menstruatie als geen ovulatie meer
Slide 4 - Quizvraag
Vinden bij een zwangere vrouw menstruatie plaats? En ovulatie?
A
Zowel menstruatie als ovulatie
B
Wel menstruatie maar geen ovulatie.
C
Wel ovulatie maar geen menstruatie.
D
Geen menstruatie en geen ovulatie.
Slide 5 - Quizvraag
De pil beschermt tegen SOA’s en zwangerschap
A
Goed
B
Fout
Slide 6 - Quizvraag
Bij welke week in je zwangerschap wordt een embryo een foetus?
A
8
B
12
C
38
D
40
Slide 7 - Quizvraag
Wat voorkomt een condoom?
A
voorkomt zwangerschap
B
voorkomt een soa
C
voorkomt een zaadlozing
D
A en B zijn goed
Slide 8 - Quizvraag
De pil beschermt tegen SOA’s en zwangerschap
A
Goed
B
Fout
Slide 9 - Quizvraag
Max zegt: "de placenta bestaat uit weefsel van het embryo en weefsel van de moeder"
Klopt het wat Max zegt?
Klopt het wat Max zegt?
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per zwangerschap
Slide 10 - Quizvraag
Wat is nr. 1.
A
vruchtvlies
B
placenta
C
navelstreng
D
moederkoek
Slide 11 - Quizvraag
Wat is nr. 2
A
vruchtvlies
B
placenta
C
navelstreng
D
moederkoek
Slide 12 - Quizvraag
Welk bloed in deze navelstreng is van de baby?
A
Rood
B
Blauw
C
Beide
D
Niets
Slide 13 - Quizvraag
Tijdens welke fase verlaat de placenta het moederlichaam?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving
Slide 14 - Quizvraag
Welke fase van de geboorte zie je op de afbeelding?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving
Slide 15 - Quizvraag
Welke geslachtskenmerken zijn vanaf de geboorte zichtbaar?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundarie geslachtskenmerken
D
Geen van beide
Slide 16 - Quizvraag
Welke weg legt een zaadcel na zaadlozing af?
A
vagina - baarmoedermond-baarmoeder- eileider
B
baarmoeder - vagina - eileider
C
baarmoedermond- eileider - baarmoeder - vagina
D
vagina - baarmoeder - eileider - baarmoedermond
Slide 17 - Quizvraag
Wat klopt NIET over de vagina?
(twee antwoorden juist)
(twee antwoorden juist)
A
De vagina is de plek waar het embryo groeit.
B
De vagina is heel rekbaar.
C
De vagina is de plek waar ook urine door naar buiten komt.
D
Door de vagina wordt een kindje geboren.
Slide 18 - Quizvraag
Enkele weken voor de bevalling zakt het hoofdje van de foetus in het bekken. Hoe heet dit proces?
A
ontsluiting
B
indaling
C
uitdrijving
D
nageboorte
Slide 19 - Quizvraag
Het blaasje waarin de eicel rijpt heet...
A
Folikkel
B
Eiblaasje
C
Geel lichaam
Slide 20 - Quizvraag
Bij een vrouw is het gele lichaam na 4 weken nog niet verschrompeld.
Wat betekent dat?
Wat betekent dat?
A
Ze is ongesteld
B
Ze heeft een eisprong
C
ze is zwanger
Slide 21 - Quizvraag
Hoe noemen we een baby na de innesteling
A
embryo
B
foetus
C
zygote
D
eicel
Slide 22 - Quizvraag
Door welk bloedvat stroomt bloed van de placenta naar het embryo?
A
navelstrengslagader
B
navelstrengader
Slide 23 - Quizvraag
Hoe komt een baby van afvalstoffen af
A
Via de mond
B
Via het vruchtwater
C
Via de baarmoeder
D
Via de placenta
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de volgordevan een zwangerschap en bevalling?
Innesteling
Embryo
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Slide 25 - Sleepvraag
Ik vond dit een fijne manier om de leerdoelen te checken
oneens, liever klassikaal herhalen
