Spelling 2.1.5

Spelling 2.1.5
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Spelling 2.1.5

Slide 1 - Tekstslide

Hoe schrijf je word in de volgende zin:
Die oma daar word(t) morgen 80
wordt
word
wort

Slide 2 - Poll

Vul in:
Ik heb dat broodje gisteren
gesmeert
gesmeerd
gesmeerdt

Slide 3 - Poll

Vul in:
Vorig week ....... mijn cavia het hok kapot
knaagt
knaagte
knaagde
knaagden

Slide 4 - Poll

vul in:
De verhuizers ....... gisteren de dozen uit
laden
laaden
laatten
laadden

Slide 5 - Poll

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin

Ik kan deze zin al ontleden.
A
ontleden
B
al ontleden
C
deze zin al
D
deze zin

Slide 6 - Quizvraag

Het glas ..... kapot
barste
barsden
barstte
barstten

Slide 7 - Poll

Wij ..... hem in die moeilijke tijd vorig jaar
steunt
steunen
steunde
steunden

Slide 8 - Poll

Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 9 - Quizvraag

"Catootje, de beste student uit de klas, had een tien voor redekundig ontleden."

In bovenstaande zin is 'Catootje' het onderwerp.

A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

overige spelling

Wat is de juiste spelling?

A
niveaus
B
niveau's

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de zin:

Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 12 - Quizvraag


Kies de juiste spelling.

Het [beloven] weer een flinke uitdaging te worden.


A
belooft
B
beloofd

Slide 13 - Quizvraag


Kies de juiste spelling.

Het is de tweede keer, dat dit [gebeuren].


A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling....
A
verassing
B
verrasing
C
verrassing
D
verasing

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de goede spelling?
A
concïerge
B
conciërge
C
concierge

Slide 16 - Quizvraag