H4 - TH5 regeling - BS 5

Thema 5 - Regeling
Basisstof 5: Neurale regulatie 
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 - Regeling
Basisstof 5: Neurale regulatie 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen BS 5:
Na deze BS kan je: 
  • beschrijven hoe impulsgeleiding plaatsvindt
  • beschrijven hoe impulsoverdracht plaatsvindt. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen BS5
rustpotentiaal
natrium-kaliumpompen
depolarisatie
actiepotentiaal
repolarisatie
hyperpolarisatie
absolute refractaire periode
relatieve refractaire periode
alles-of-nietsprincipe
prikkeldrempel
impulssterkte
impulsfrequentie
saltatoire / sprongsgewijze imulsgeleiding
presynaptische membraan
postsynaptisch membraan
exciterende postsynaptische membraan (EPSP)
inhibirende postsynaptische membraan (IPSP)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impuls overdracht
De synaps
wordt aangestuurd door 
het potentiaal (BS5)

                    de synaps -->

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

belangrijk in dit verhaal
K+/Na+-ionen zorgen voor een elektrische lading

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zij ionen?
Een ion is een een deeltje met een positieve of negatieve lading.
Verschil in lading komt door ionen.
- in biologie synoniem aan een opgelost
   zout / waterige oplossing 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ion verdeling in het axon
tussen 2 
cellen van 
Schwann

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ionverdeling in een axon
ongelijke 
verdeling!! 
Na+ 
K+
  • hoe kan dit zo
verdeeld worden? 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ionverdeling in een axon
ongelijke 
verdeling 
Na+ en K+ ionen

door middel van 
een Na+/K+-pomp 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ionverdeling in een axon
ongelijke 
verdeling 
Na+ 
K+

d.m.v. een 
Na+/K+-pomp 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ionverdeling in een axon
Na+/K+-pomp:
per 1 pomp
beweging
  • 3 Na+ eruit
  • 2 K+ erin

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ion-kanalen + pomp
Vindt plaats door ion-kanalen in het celmembraan
er zijn 3 soorten:
  1. Natrium-kanaal (Na+)
  2. Kalium-kanaal (K+)
  3. Natrium-kalium pomp 
       (Na+ en K+)


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ion-kanalen + pomp
Vindt plaats door ion-kanalen in het celmembraan
er zijn 3 soorten:
  1. Natrium-kanaal (Na+)
  2. Kalium-kanaal (K+)
  3. Natrium-kalium pomp 
       (Na+ en K+)

geen waterdicht systeem: ze 'lekken een beetje'

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het openen van de kanalen/pompen
rustfase
  • rustpotentiaal
  • -70mV door het verschil in elektrische lading binnen de cel vergeleken met buiten de cel
  • buiten de cel meer Na+-ionen
  • binnen de cel meer K+-ionen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rustpotentiaal
  • Potentiaal = elektrische lading die staat op het membraan 
  • De lading komt tot stand door de verdeling van ionen binnen en buiten de cel , zie Binas 88D en E
    De rustpotentiaal is  negatief -> -70 milliVolt (mV) * waarom?
  • 3 Na+ naar buiten, 2 K+ naar binnen. 

Slide 15 - Tekstslide

Zie Binas 88D en E

Rustpotentiaal

Slide 16 - Tekstslide

Zie Binas 88D en E

Rustpotentiaal
principe niet uniek voor neuronen 
  • andere cellen kunnen ook een membraanpotentiaal hebben 
  • wel uniek voor neuronen is dat deze snel kan veranderen van -70 mV naar +30mV

Slide 17 - Tekstslide

Zie Binas 88D en E

lading van het membraan
door de verdeling van de
ionen wordt het membraan 
geladen en is deze dus 
geladen: -70mV

het rust potentiaal 
(dus zonder impulsen overdracht!!) 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kalium-natrium pomp in de BiNaS
BiNaS 
88E

Slide 19 - Tekstslide

Zie Binas 88D en E

maar dan komt er een impuls....

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan impuls
In zintuigcellen  kan een impuls ontstaan doordat de prikkel ervoor zorgt dat natriumkanaaltjes open gaan. 

Of 
Er komt een reactie  door binding neurotransmitters op de receptoren bij de synaptische spleet. 
 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impuls overdracht
De synaps
wordt aangestuurd door 
het potentiaal (BS5)

                    de synaps -->

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

golfbeweging over het axon  
-> let op tijd!!! milliseconden!!! 

Slide 23 - Tekstslide

Zie Binas 88D en E

fasen golf beweging worden gespecificeerd 

Slide 24 - Tekstslide

Zie Binas 88D en E

Aantal begrippen
Drempelwaarde: Wanneer de elektrische lading afneemt (tot ong -50 mV) ontstaat een impuls. Alles of niets principe.
Actiefase: celmembraam heeft een positieve lading
Herstelfase: geen impulsen, binnenkant celmembraan wordt weer negatief.
Impulsfrequentie: aantal impulsen per tijdseenheid.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Openen en sluiten van poorten en kanalen.... 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:00
Bij impulsgeleiding over welk onderdeel van de neuron hebben we het dan?
A
cellichaam
B
dendriet
C
axon

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:38
De drempelwaarde:
A
is de minimale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw.
B
is de maximale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw.
C
is de minimale sterkte van een prikkel op een synaptische spleet waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw.
D
is de maximale sterkte van een prikkel op een zintuigcel zonder dat er impulsoverdracht plaats vindt.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:38
Als de zintuigcel een prikkel geeft onder de drempelwaarde dan:
A
ontstaat er wel een impuls en is er wel een waarneming.
B
ontstaat er geen impuls en is er ook geen waarneming.
C
ontstaat er geen impuls en maar is er wel een waarneming.

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

08:13
Tijdens de repolarisatie wordt het membraampotentiaal:
A
nog verder positief tot wel +30 mV
B
weer negatief tot het rustpotentiaal van -50 mV is bereikt.
C
positief , zelfs positiever dan +70 mV: hyperpolarisatie.
D
negatief, zelfs negatiever dan -70 mV: hyperpolarisatie.

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12:42
Waar draagt de absolute refractaire periode nog meer aan bij?
A
dat de drempelwaarde sneller wordt bereikt
B
dat de impulsen lekker heen en weer kunnen gaan
C
dat de impulsen maar 1 kant het axon op kan.
D
dat de zenuwen niet overprikkeld raken

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

14:35
38) Wat gebeurd er bij een beschadigde myeline schede zoals bij MS?
A
de impulsgeleiding gaat sneller door extra sprongen die de impulsgeleiding maakt
B
de impulsgeleiding gaat langzamer door minder sprongen die de impulsgeleiding maakt
C
de de impulsgeleiding gaat sneller door minder sprongen die de impulsgeleiding maakt
D
de impulsgeleiding gaat langzamer door extra sprongen die de impulsgeleiding maakt

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vrijkomen van de neurotransmitters is een vorm van:
(Thema 1 Inleiding in de biologie)
A
lysis
B
senescence
C
endocytose
D
exocytose

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neurotransmitter in synaps en impulsoverdracht

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neurotransmitters en impulsoverdracht Binas 88D-G
  • Impulsen worden tussen zenuwcellen overgegeven door neurotransmitters (signaal dus 'chemisch' ipv elektrisch)
  • Waardoor komen de blaasjes met neurotransmitters vrij? 
  • Neurotransmitters binden aan receptoren
  • Deze receptoren zijn ion-kanalen voor Na+ die open gaan, zodra een neurotransmitter eraan bindt
  • Het opengaan van deze receptor ion-kanalen zorgt ervoor dat er een verandering optreedt in elektrische lading
  • Verandert de elektrische lading naar boven de drempel-waarde  dan wordt de impuls doorgegeven
  • Als de neurotransmitter los laat/afgebroken wordt door enzymen, gaan de ion-kanalen weer dicht

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impulssterkte -impulsfrequentie
stel je stoot je hard... 
hoe gaan de impulsen dan over de zenuwenen?? 


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impulssterkte -impulsfrequentie
stel je stoot je hard... 
hoe gaan de impulsen dan over de zenuwenen?? 
- membraanspanning gaat niet over max. en min. heen!! 
   dus actiefase blijft maximaal +20 mV
- drempelwaarde blijft gelijk


Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impulssterkte -impulsfrequentie
stel je stoot je hard... 
hoe gaan de impulsen dan over de zenuwenen?? 
- membraanspanning gaat niet over max. en min. heen!! 
   dus actiefase blijft maximaal +20 mV
- drempelwaarde blijft gelijk

maar hoe ervaar je dan meer of minder pijn bij als je je hard of zacht stoot?? 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impulssterkte -impulsfrequentie
stel je stoot je hard... 
hoe gaan de impulsen dan over de zenuwenen?? 
- membraanspanning gaat niet over max. en min. heen!! 
   dus actiefase blijft maximaal +20 mV 
- drempelwaarde blijft gelijk

maar hoe ervaar je dan meer of minder pijn bij als je je hard of zacht stoot??
- de impulsfrequentie neemt toe = meer impulsen!!  

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impulssterkte -impulsfrequentie

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

impulssterkte -impulsfrequentie
minder of meer kracht zetten -> motorische neuronen

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sprongsgewijze imulsgeleiding
myelineschede (BS 3) bij de axonen
zorgen ervoor dat de impulsen
sprongsgewijs over het 
axon verplaatst

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sprongsgewijze imulsgeleiding

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

14:35
Waarbij helpt de myeline schede?
A
door de sprongsgewijze (salatoire) impulsgeleiding gaat deze wel 50x zo snel
B
door de sprongsgewijze (salatoire) impulsgeleiding gaat deze wel 50x langzamer
C
door de constante (salatoire) impulsgeleiding gaat deze wel 50x zo snel
D
de richting van de impulsoverdracht te sturen

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12:42
Wat is het verschil tussen de absolute refractaire periode en de relatieve refractaire periode?
A
absolute: totaal geen impuls mogelijk relatieve: totaal geen impuls mogelijk
B
absolute: impuls alleen bij een extra grote prikkel relatieve: impuls mogelijk bij een kleine prikkel
C
absolute: impuls alleen mogelijk bij een extra grote prikkel relatieve: totaal geen impuls mogelijk
D
absolute: totaal geen impuls mogelijk relatieve: impuls alleen mogelijk bij een extra grote prikkel

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

12:42
Wat is de refractaire periode?
A
de periode waarin geen nieuwe impuls kan ontstaan
B
de periode waarin e drempelwaarde wordt bereikt
C
de periode waarin je onder de drempelwaarde zit
D
de periode waarin er een positief membraanpotentiaal wordt gemeten.

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

08:13
Of een kanaal open of dicht staat hangt af van:
A
de pH
B
de temperatuur
C
de hoeveelheid ATP dat aanwezig is in de cel.
D
de spanning op het membraan: het membraanpotentiaal..

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

08:13
Na de depolarisatie is het membraanpotentiaal:
A
-50 mV vanwege de rust
B
+30 mV door de grote hoeveelheid positief geladen Na+-ionen in de cel.
C
+30 mV door de grote hoeveelheid positief geladen K+-ionen in de cel.
D
-30 mV door de grote hoeveelheid positief geladen Na+-ionen in de cel

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

08:13
Bij de depolarisatie fase:
A
gebeurd voor de -50 mV is bereikt en gaan de kalium ionen de cel in
B
gebeurd voor de -50 mV is bereikt en gaan de natrium-ionen de cel in
C
gebeurd nadat de -50 mV is bereikt en gaan de kalium ionen de cel in
D
gebeurd nadat de -50 mV is bereikt en gaan de natrium-ionen de cel in

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

belangrijk!! 
boek te veel details over het actiepotentiaal
wat moet je wel weten?
  • het signaal gaat 1 kant op
  • alles-of-niets -> als het gaat blijft het gaan
  • prikkelsterkte is gekoppeld aan impulsfrequentie dus hardere prikkels = NIET grotere impulsen WEL meer!!! 
  • signaal springt van insnoering naar insnoering

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag:
opdrachten 36 t/m 42

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies