In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Proeftoets hoofdstuk 5
Slide 1 - Tekstslide
Met een camera kun je een beweging vastleggen op een stroboscopische foto. Hoe maak je een stroboscopische foto?
A
door de sluiter open te laten en constant te belichten
B
door de sluiter open te laten en te verlichten met een aantal korte lichtflitsen
C
door een hele reeks foto’s vlak achter elkaar te maken en constant te belichten
D
door een hele reeks foto’s vlak achter elkaar te maken met korte lichtflitsen
Slide 2 - Quizvraag
In het figuur hiernaast zie je een afstand-tijddiagram met een fout erin. Wat is er fout aan het diagram?
A
De eenheden voor afstand en tijd kloppen niet.
B
De horizontale as en de verticale as zijn verwisseld.
C
De schaalverdeling langs de afstand-as klopt niet.
D
De schaalverdeling langs de tijd-as klopt niet.
Slide 3 - Quizvraag
In het figuur hiernaast zie je een stroboscopische foto van een fietser. Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
Slide 4 - Quizvraag
Een auto staat stil voor een rood verkeerslicht. Als het verkeerslicht op groen springt, trekt de auto op en rijdt na 6 s met een constante snelheid van 50 km/h. Wat voor beweging maakt de auto in de eerste 6 s van de beweging?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging
Slide 5 - Quizvraag
Als je iemand achter op je fiets hebt, wordt je remweg langer. Hoe komt dat?
A
De beginsnelheid is dan kleiner.
B
De massa is dan groter
C
De remkracht is dan groter.
Slide 6 - Quizvraag
Je hebt de reactieafstand, de remweg en de stopafstand. Welke berekening klopt?
A
reactieafstand = stopafstand – remweg
B
remweg = reactieafstand + stopafstand
C
stopafstand = reactieafstand – remweg
Slide 7 - Quizvraag
In het figuur hiernaast zie je een stroboscopische foto van een bal die naar beneden rolt. De tijd tussen de lichtflitsen is 0,04 s. Hoeveel keer is de bal belicht?
Slide 8 - Open vraag
Hoeveel tijd zit er tussen het eerste en het laatste beeldje van de bal? Noteer je berekening.
Slide 9 - Open vraag
In het figuur hiernaast zie je een afstand-tijddiagram van een fietstocht. Wat is de totale afstand die de fietser heeft afgelegd?
Slide 10 - Open vraag
In het figuur hiernaast zie je een afstand-tijddiagram van een fietstocht. Hoelang heeft de fietser daarover gedaan?
Slide 11 - Open vraag
In het figuur hiernaast zie je een afstand-tijddiagram van een fietstocht. Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in km/h. Schrijf de hele berekening op.
Slide 12 - Open vraag
Ilhan woont 4,5 km van school. Hij fietst in een kwartier van huis naar school. Wat is de gemiddelde snelheid van Ilhan in km/h? Schrijf de hele berekening op.
Slide 13 - Open vraag
Wat is de juiste formule om de gemiddelde snelheid uit te rekenen?
A
t = s : v
B
s = v x t
C
v = s : t
D
v = s x t
Slide 14 - Quizvraag
Bekijk dit plaatje goed.
Slide 15 - Tekstslide
Wat voor beweging maakt het meisje op de scooter
A
Een eenparige beweging
B
Een versnelde beweging
C
Een vertraagde beweging
D
Ze geeft gas
Slide 16 - Quizvraag
Tel het aantal momenten.
Slide 17 - Tekstslide
De tijd tussen 2 momenten is 0,4 seconde. Hoeveel seconde duurt de gehele beweging?
A
t = 3,2 s
B
t = 2,4 s
C
t = 0,4 s
D
t = 4,0 s
Slide 18 - Quizvraag
De snelheid van een auto is 108 km/h. Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
v = 389 m/s
B
v = 10,8 m/s
C
v = 30 m/s
D
v = 38,9 m/s
Slide 19 - Quizvraag
Een hardloper rent 42 minuten lang. Hoeveel uur dit?
A
t= 0,42 h
B
t= 0,7 h
C
t=2520 h
D
t=4200 h
Slide 20 - Quizvraag
Een auto rijdt 385 km met een gemiddelde snelheid van 110 km/h. Bereken hoelang de auto over die afstand doet.
A
t = 3,5 h
B
t = 0,29 h
C
Drie kwartier
D
t = 2,5 h
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Welke grafiek(en) horen bij een eenparige beweging?
A
A en C
B
A en D
C
B en F
D
B en D
Slide 23 - Quizvraag
Is de stopafstand hetzelfde als de remweg ?
A
Nee
B
Ja
Slide 24 - Quizvraag
Reactieafstand is:
A
Remweg + reactieafstand
B
Remweg + stopafstand
C
Hoever je rijdt voordat je remt
D
De afstand tot je stilstaat
Slide 25 - Quizvraag
De stopafstand is
A
Reactieafstand + remweg
B
Reactieafstand + reactietijd
C
Hoe lang het duurt voor je stopt
D
De afstand tot het stopbord
Slide 26 - Quizvraag
Op t = 0 s ziet een bestuurder plotseling dat er een grote kuil in de weg zit. De stopafstand is:
A
30 m
B
60 m
C
75 m
D
90 m
Slide 27 - Quizvraag
Je rijdt 25 m/s (of 90 km/h). Plotseling moet je remmen, je reageert na 0,8 s. Hoe veel meter heb je dan al afgelegd ?