P3, les 5 - NED van 2F naar 3F

Nakijken van de leestekst uit Facet (3F): ‘Kopen’ (2014-2015)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nakijken van de leestekst uit Facet (3F): ‘Kopen’ (2014-2015)

Slide 1 - Tekstslide

Periode 3, les 5 (NED van 2F naar 3F)

Hoofdstuk 2: Het woordenboek
§ 2.2 De juiste betekenis

Online terug te vinden onder het kopje ‘Ws2’

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen & opzet van de les: 
Beter Spellen
Je spelt werkwoorden en overige woorden correct.

Woordenschat 2 (Ws2): Het woordenboek
§ 2.2 - Je kiest in het woordenboek de juiste betekenis van een woord.

Woordenschattrainer 4
Het uitbreiden van de woordenschat m.b.t. werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

1. Log in op je Nu Nederlands Online Licentie.
2. Ga naar het tabblad 'Ws2'. 
Dit opent hoofdstuk 2: Het woordenboek. 
3. Klik aan de rechterzijde op 'Beter Spellen'. 
4. Maak de vier oefeningen van de dagelijkse test op niveau 3F.

Slide 4 - Tekstslide

In het woordenboek vind je de betekenis van een woord of uitdrukking bij het trefwoord. Een trefwoord heeft soms meer dan één betekenis. Controleer altijd welke betekenis van het woord jij precies nodig hebt. In de meeste woordenboeken worden de verschillende betekenissen aangegeven met een vetgedrukt nummer.

Sommige trefwoorden hebben verschillende grammaticale vormen. Zo is het woord ‘waar’ een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en bijwoord. In dat geval staat het trefwoord ‘waar’ drie keer onder elkaar in het woordenboek. Achter of voor elk trefwoord staat in dat geval een cijfer.

De betekenis van een uitdrukking zoek je bij het eerste belangrijke woord. Vaak is dat een zelfstandig naamwoord. De betekenissen van uitdrukkingen staan tussen de andere betekenissen. Dan staat er (spreekwoord) of (uitdr.) bij.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad Ws2)

3F – Woordenschat 2.2 Opdracht 1                               
3F – Woordenschat 2.2 Opdracht 4                   
3F – Woordenschat 2.2 Extra opdracht 1                     




    
3F niveau

Slide 8 - Tekstslide

1. Ga weer terug naar het startscherm van tabblad 'Ws2', oftewel: hoofdstuk 2: Het woordenboek
2. Klik nu aan de rechterzijde op 'Trainers woordenschat'. 
3. Oefen met de Woordenschattrainer 4 van de werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 9 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?
Hierna volgen er vier stellingen.
Kies steeds het antwoord dat het beste bij jou past.
Er is geen goed of fout antwoord. 

Slide 10 - Tekstslide

De uitleg van deze les
was duidelijk voor mij.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 11 - Poll

Ik ben deze les actief bezig geweest.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 12 - Poll

Deze les helpt mij om mijn niveau
NED omhoog te krijgen (van 2F naar 3F).
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 13 - Poll

Ik heb op dit moment geen vragen meer
over deze les.
timer
1:30
Helemaal mee oneens
Gedeeltelijk mee oneens
Niet mee oneens, niet mee eens
Gedeeltelijk mee eens
Helemaal mee eens

Slide 14 - Poll

Thuis aan de slag!
Maak de vragen bij de leestekst uit Facet (3F): ‘De sloot kan best nóg schoner’ (2014-2015). Gebruik hiervoor het stappenplan lezen op de volgende slide.

Deze kijken we de volgende les gezamenlijk na. 

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan lezen
Fase 1:
oriëntatie
Stap 1: bekijk de titel, tussenkopjes, afbeeldingen, bron, etc.
Stap 2: bedenk wat het onderwerp van de tekst is en wat je zelf al van dit onderwerp weet.
Stap 3: lees de eerste én laatste alinea.
Stap 4: bedenk voor jezelf hoe de tekst (ongeveer) in elkaar zal zitten.
Fase 2: 
intensief lezen
Stap 5: lees de hele tekst intensief door!
- lees de alinea's;
- let op belangrijke signaalwoorden;
- bedenk voor iedere alinea wat de belangrijkste informatie is.
Fase 3:
vragen beantwoorden
Stap 6: lees de vraag, maar kijk nog niet naar de antwoorden.
Stap 7: bekijk bij welk stukje tekst de vraag hoort en lees dit stukje nog een keer.
Stap 8: bedenk voor jezelf wat het juiste antwoord moet zijn.
Stap 9: lees nu pas de antwoorden en beantwoord de vraag.
Stap 10: herhaal fase 3 totdat alle vragen zijn beantwoord.

Slide 16 - Tekstslide

Ik weet nu wat ik naar aanleiding van deze les
nog allemaal moet afmaken en/of doen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll