* Lijkt het onbekende woord op een woord dat je wel kent?
Voorbeelden:
Toen Eva vaak meteen na school naar huis ging, circuleerde een tijd lang het gerucht dat ze een nieuw vriendje had.
– Je kent het woord ‘cirkel’, dat is een ander woord voor een ‘rondje’. ‘Circuleren’ betekent dus ‘rondgaan’ of ‘de ronde doen’. Het gerucht ging dus rond.
Het is praktisch gezien niet mogelijk om alle wedstrijden bij te wonen.
– Je kent het woord ‘praktijk’. Dat verwijst naar handelingen die je in de werkelijkheid uitvoert. ‘Praktisch’ betekent hier dus waarschijnlijk iets wat in de werkelijkheid écht kan plaatsvinden.