1.1.2

1.1 Producten maken
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.1 Producten maken

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
  • Je gaat zelfstandig aan de slag met 1.1 aan de hand van deze Lessonup.
  • Pak je boek erbij.
  • Je hebt oortjes/een koptelefoon nodig. Heb je die niet bij je, dan kun je de filmpjes niet kijken. Dat zorgt voor overlast.

Je krijgt zo eerst een vraag om je voorkennis op te halen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een bedrijfskolom ook alweer?

Slide 3 - Woordweb


Als je niet meer weet wat een bedrijfskolom is... of graag nog wat extra uitleg wil: kijk het filmpje op de volgende slide.
 

Wil je dat niet? Sla het filmpje dan over.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Je koopt ijsbergsla. Welk product heeft een langere bedrijfskolom?
A
B

Slide 6 - Quizvraag

Je koopt ijsbergsla. Welk product is waarschijnlijk duurder?
A
B

Slide 7 - Quizvraag

Na deze les...
  • weet je welk voordeel producenten en consumenten hebben van technologische ontwikkelingen;
  • kun je de jaarlijkse afschrijving op kapitaalgoederen berekenen.

Slide 8 - Tekstslide

Veelgebruikte woorden: producent vs. consument

  • Producent (Produceren)
    - Het maken (produceren) van een product.


  • Consument (Consumeren)
    - Het kopen van een product voor jezelf of een ander.

Slide 9 - Tekstslide

Ik koop een voetbal in de sportwinkel.
A
Ik ben een consument
B
Ik ben een producent

Slide 10 - Quizvraag

Ik ga naar de kapper om mijn haren te laten knippen.
A
Ik ben een consument
B
Ik ben een producent

Slide 11 - Quizvraag

Eva maakt armbandjes en verkoopt deze. Zij is een..
A
Consument
B
Producent

Slide 12 - Quizvraag

Ik pluk appels om appelsap te maken.
A
Ik ben een consument
B
Ik ben een producent

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een technologische ontwikkeling?
A
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen
B
Hulpmiddelen die gebruikt worden om te produceren.
C
Kapitaalgoederen kopen waarmee je kunt produceren
D
Alle bedrijven die vooruitgang nastreven.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Kapitaal
Productiefactoren (Kapitaal, arbeid en natuur)
Arbeid
Natuur
Gas
Olie
Vruchtbare grond
Machines
Fabrieksgebouw
Geld
Iemand die in de winkel vakken vult
Iemand die de machines bestuurd

Slide 17 - Sleepvraag

Bereken de afschrijving per jaar.
Martin heeft voor € 5.000 een auto gekocht en hij wil die in 4 jaar afschrijven.
A
€ 1.000
B
€ 1.250
C
€ 1.500
D
€ 5.000

Slide 18 - Quizvraag

Je koopt een nieuwe telefoon. De telefoon kost €649. Je wil er 3 jaar mee doen. Bereken de afschrijving per jaar.

Slide 19 - Open vraag

Een boer koopt een nieuwe trekker. De trekker kost €102.950,- Hij wil de trekker in 10 jaar afschrijven. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 20 - Open vraag

Na deze les...
  • weet je welk voordeel producenten en consumenten hebben van technologische ontwikkelingen;
  • kun je de jaarlijkse afschrijving op kapitaalgoederen berekenen.

Slide 21 - Tekstslide

Ik weet je welk voordeel producenten en consumenten hebben van technologische ontwikkelingen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Ik kan de jaarlijkse afschrijving op kapitaalgoederen berekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Aan het werk
Wat: maak §1.1
Hoe: in je boek.
Doen: alleen.
Hoelang: je krijgt …. minuten.
Hulp: vraag eerst een buur, dan de docent.
Klaar: lees de andere teksten uit §1.1. Kijk je werk na.
Resultaat: we sluiten gezamenlijk af.

Slide 24 - Tekstslide