1.1 Producten maken

1.1 Producten maken
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

1.1 Producten maken

Slide 1 - Tekstslide

Economie

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen dat elk bedrijf in een bedrijfskolom waarde toevoegt aan het product
    .
  • Je weet welke productiefactoren bedrijven gebruiken bij het produceren.


  • Je weet welk voordeel producenten en consumenten hebben van technologische ontwikkelingen.


  • Je kan de jaarlijkse afschrijving op kapitaalgoederen berekenen.



Slide 3 - Tekstslide

Bedrijfskolom
  • Producten zijn in veel handen voordat ze in de winkel liggen
    - Tarwe -> Meel -> Groothandel -> Bakker -> Brood

  • Bedrijfskolom: alle bedrijven die meewerken aan een product.
  • Bovenaan: Eerste bedrijf met grondstof.
  • Onderaan: Verkoper van het eindproduct. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Toegevoegde waarde
  • Elke stap in de bedrijfskolom maakt het meer waard.

  • Toegevoegde waarde: hoeveel een product meer waard wordt doordat een bedrijf een product bewerkt.

Slide 6 - Tekstslide

Productiefactoren
  • Om producten te maken zijn er spullen nodig.
  • Productiefactoren: alles waarmee je kan produceren:
  1. Natuur: zonlicht, water, grondstoffen
  2. Arbeid: Werk van mensen
  3. Kapitaal: Geld waarmee je dingen koopt die met de productie helpen.. Kapitaalgoederen
  • Investeren: Kopen van kapitaalgoederen

Slide 7 - Tekstslide

Technologische ontwikkelingen
  • Technologische ontwikkelingen: nieuwe kennis van techniek of nieuwe uitvindingen.

  • Bedrijven kunnen beter of sneller werken
  • Verschil tussen computer van 1950 en nu

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Afschrijving
  • Gebruik van een product verslijt het
    - Schoenen, schooltas, accu van je oordopjes
  • Ooit worden deze vervangen

  • Ook kapitaalgoederen slijten en worden minder waard 
  • Afschrijving: Jaarlijkse waardevermindering van machines en andere kapitaalgoederen

Slide 11 - Tekstslide

Afschrijving voorbeeld
  • Afschrijving per jaar = aanschafprijs ÷ aantal gebruiksjaren

  • Tim koopt voor € 28.500 een nieuwe bedrijfswagen. De auto gaat zes jaar mee
  • Per jaar wordt er het volgende afgeschreven:
    28.500 / 6 = 4.750

Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 1.1 (ECONOMIE BOEK)
Opdracht 1 t/m samenvatting

Slide 13 - Tekstslide