In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Herhaling hoofdstuk 4
Show
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen:
Je kunt uitleggen hoe je een lamp laat branden.
Je kunt de onderdelen van een stroomkring beschrijven.
Je kunt uitleggen welke stoffen geleiders en isolatoren zijn en een aantal voorbeelden geven.
Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.
Je kunt rekenen met de eenheid van stroomsterkte.
Slide 2 - Tekstslide
Spanningsbron
Een spanningsbron brengt elektrische deeltjes in beweging en geeft ze energie mee.
Bijvoorbeeld: batterijen, accu's, stopcontact en een dynamo.
Slide 3 - Tekstslide
Wat is geen spanningsbron ?
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
lampolie
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer loopt er stroom?
1. Er is een spanningsbron
2. Er is een gesloten stroomkring
Slide 5 - Tekstslide
serieschakeling
parallelschakeling
Slide 6 - Tekstslide
Hoe zijn de lantaarnpalen in de straat geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 7 - Quizvraag
Leg bij alle drie de schakelingen uit, wat er gebeurt als je lampje drie losdraait.
Slide 8 - Open vraag
7 Hiernaast is een schakeling te zien met twee lampjes, een schakelaar en een batterij. Teken het schakelschema van de schakeling. Maak hier een foto van. (3P)
Slide 9 - Open vraag
Welke stof is een geleider?
A
aluminium
B
glas
C
pvc
D
rubber
Slide 10 - Quizvraag
Vermogen
Hoeveelheid energie die per seconde gebruikt wordt.
Slide 11 - Tekstslide
Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren
Slide 12 - Quizvraag
Van welke factoren hangt het vermogen van een elektrisch apparaat af?
A
Stroomsterkte en tijd
B
Vermogen en spanning
C
Spanning en tijd
D
Spanning en stroomsterkte
Slide 13 - Quizvraag
Hoe groot is het vermogen volgens dit typeplaatje?
A
3.6 A
B
50-60 Hz
C
230 V
D
780 W
Slide 14 - Quizvraag
Met welke formule kun je het vermogen berekenen?
A
R = U : I
B
R = U x I
C
P = U x I
D
P = U : I
Slide 15 - Quizvraag
Je sluit een lampje aan op een batterij van 4,5 Volt. De stroomsterkte die je meet is 1,5 A. Hoe groot is het vermogen?
A
3
B
6,75
C
6.75 Watt
D
3 Watt
Slide 16 - Quizvraag
Weerstand
De weerstand van een apparaat bepaalt hoeveel stroom er door het apparaat loopt.
Slide 17 - Tekstslide
Hoe bereken je de weerstand ?
A
Volt : Ampère
B
Ampère : Volt
C
Volt x Ampère
D
Volt + Ampère
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld als er teveel apparaten zijn aangesloten noem je:
.............................
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld als de stroom niet door het apparaat gaat, maar weer rechtstreekst terug kan naar de spanningsbron noem je: