In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Weerstand berekenen
Weerstand kun je berekenen.
R= Weerstand in ohm
U = spanning in volt
I = stroomsterkte in ampere
Slide 1 - Tekstslide
hst 4.1 "stroomkringen"
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt het begrip gesloten stroomkring uitleggen.
Je kunt het verschil benoemen tussen geleiders en isolatoren.
Je kunt een aantal spanningsbronnen benoemen
Je kunt de weerstand van een lampje berekenen.
Je kunt de wet van Ohm uitleggen.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Een parallelschakeling is een ....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen
Slide 5 - Quizvraag
Welke schakeling zie je hier?
A
Parallel
B
Serie
Slide 6 - Quizvraag
Een serieschakeling is een .....
A
schakeling met vertakkingen
B
schakeling zonder vertakkingen
Slide 7 - Quizvraag
Spanningsbron
is iets wat stroom geeft
Voorbeelden:
batterijen
accu's
stopcontact
dynamo.
Slide 8 - Tekstslide
Spanning in Volt
Slide 9 - Tekstslide
Geleiders en Isolatoren
Waarom is een elektriciteitsleiding aan de binnenkant van koper en aan de buitenkant van pvc?
Slide 10 - Tekstslide
Geleider of isolator?
Isolatoren houden de stroom tegen. Ze hebben een grote weerstand. Denk aan kunststoffen, porselein, hout etc.
Geleiders laten de stroom door. Ze hebben een kleine weerstand. Denk aan metalen als ijzer, koper, aluminium en bijvoorbeeld water.
Slide 11 - Tekstslide
geleiders
laten elektrische stroom goed door
metalen
isolatoren
laten elektrische stroom slecht of niet door
rubber
glas
hout
plastic
keramiek
Slide 12 - Tekstslide
Weerstand?
Een geleider heeft een kleine weerstand, een isolator een grote weerstand.
Maar je kunt ook kunstmatig een weerstand in je stroomkring opnemen. Dit is soms nodig omdat een apparaat anders overbelast zou worden. Wanneer een apparaat overbelast wordt krijgt hij teveel stroom te verwerken en gaat kapot.
Een spanningsmeter sluit je altijd parallel aan in je schakelschema.
Slide 24 - Tekstslide
De ampèremeter moet in serie.
De voltmeter parallel over de lamp.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Een rechtevenredig verband tussen spanning en stroomsterkte. De weerstand (R=U/I) is constant.
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
Als de spanning stijgt, dan wordt de stroomsterkte groter.
Wel in steeds mindere mate.
Uit R=U/I blijkt dat R steeds groter wordt.
Dit komt doordat het lampje steeds wamer wordt.
Slide 30 - Tekstslide
Belang van het lesdoel
Praktische opstelling goed bouwen met de meters.
De opstelling om weerstand te bepalen zit altijd bij je toetsen en examen.
Je kunt sneller iets repareren waar elektronica in zit.
Slide 31 - Tekstslide
Controle vragen lesdoel
Teken de opstelling om de weerstand van een lampje te bepalen.
Noteer bij de juiste meter 6 V en 200 mA.
Bereken de weerstand.
Slide 32 - Tekstslide
welke formules horen bij een parallelschakeling
Slide 33 - Open vraag
Wat voor soort stroomkring zie je hier?
timer
0:10
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring
Slide 34 - Quizvraag
Metalen zijn..
timer
0:10
A
goede geleiders
B
goede isolatoren
Slide 35 - Quizvraag
timer
1:00
waaruit bestaat een stroomkring?
Slide 36 - Woordweb
Welke combinatie van grootheid en eenheid horen bij elkaar?
timer
0:10
A
spanning en ampère
B
stroomsterkte en ampère
C
stroomsterkte en volt
D
volt en ampère
Slide 37 - Quizvraag
Wat is géén spanningsbron?
timer
0:10
A
Stopcontact
B
Batterij
C
Accu
D
Lampje
Slide 38 - Quizvraag
Wat kun je zeggen van een stroomkring waarvan het lampje brandt?
timer
0:10
A
De stroomkring is gesloten
B
De stroomkring is rond
C
De stroomkring is open
D
Er is geen stroomkring
Slide 39 - Quizvraag
welk onderdeel levert elektriciteit?
timer
0:10
A
stroomdraden
B
spanningsbron
C
lamp
D
schakelaar
Slide 40 - Quizvraag
Elektrische stroom vervoert elektrische energie. Hoeveel energie er wordt vervoerd, hangt af van de spanning en de stroomsterkte. Hier staan vier uitspraken daarover. Welke uitspraak is waar?
timer
0:10
A
Als je de stroom inschakelt, komt het vervoer van energie op gang.
B
Als je de stroom uitschakelt, is de spanning ook verdwenen.
C
Een hoge spanning vervoert evenveel energie als een lage spanning.
D
Hoe meer stroom er loopt, hoe minder energie er wordt vervoerd.
Slide 41 - Quizvraag
De eenheid Ampère heeft de grootheid:
timer
0:10
A
spanning
B
weerstand
C
stroomsterkte
Slide 42 - Quizvraag
Eenheid van spanning is:
timer
0:10
A
Ampere
B
Watt
C
Volt
Slide 43 - Quizvraag
Sleep de teksten die bij een spanningsbron horen naar het woord.
timer
0:30
Spanningsbron
Uitvoering
Doel
batterij
levert elektriciteit
heeft een plus en minpool
heeft een noord en zuidpool
stopcontact
dynamo
zorgt dat er stroom kan lopen
op de polen van de batterij staat stroom
op de polen van de batterij staat spanning
Slide 44 - Sleepvraag
timer
0:10
A
Stroomsterktemeter
B
Spanningsmeter
Slide 45 - Quizvraag
6 batterijen van 1,5 V worden op de juiste manier in serie geschakeld. dit levert een spanning op van:
timer
0:10
A
0 V
B
1,5 V
C
4,5 V
D
9 V
Slide 46 - Quizvraag
Ik wil de spanning meten van een batterij. Hoe moet ik de voltmeter plaatsen?
timer
0:10
Slide 47 - Open vraag
Elektrische spanning druk je uit in
timer
0:10
A
Ampère
B
Ohm
C
Volt
D
Watt
Slide 48 - Quizvraag
Ik wil een stroom meten door een lamp. Welke meter moet ik gebruiken en hoe moet ik deze meter plaatsen?
timer
0:10
Slide 49 - Open vraag
welke formules horen bij de serieschakeling? (Utot-Itot-Rv)