In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Wat voorafging in....
Slide 1 - Tekstslide
Waar staat ook alweer de hoofdzaak van een alinea?
A
Ergens middenin de alinea
B
Het is ALTIJD de laatste zin van de alinea.
C
Het is ALTIJD de eerste zin van de alinea
D
Het is óf de eerste zin óf de laatste zin van de alinea.
Slide 2 - Quizvraag
Vorige les... Noem twee functies die een slot kan hebben.
Slide 3 - Open vraag
Waar zie je woordspeling?
A
Dan weet ik op tijd hoe laat het is.
B
Draai dat ventiel maar dicht dan.
C
Je wordt overvallen door een nee gevoel.
D
Het welbekende hokje van meneer Pimpelmees.
Slide 4 - Quizvraag
Medewerkers komen 's ochtends aan en bewegen zich meteen naar de kantine. Vervolgens komt de hele kudde in beweging om naar hun werkplaats te gaan. Waarom is kudde hier beeldspraak?
Slide 5 - Open vraag
Welke zin bevat beeldspraak?
A
Ouders zitten de hele dag append in de kantine met XL rugzakken.
B
Die medewerkers komen hier aanlopen alsof er een rode loper ligt.
C
Mooie tasjes erbij, mooie kleren erbij: prachtig!
D
Het aantal kinderen met vier ouders is vele malen groter in deze tijd.
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Wat zijn de WH-vragen?
Slide 12 - Woordweb
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Wat doe je bij stap 1 om een goede samenvatting te maken?
Slide 17 - Open vraag
Lees de tekst globaal. Wat voor soort tekst is dit?
A
Informatief
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van de tekst?
Slide 19 - Open vraag
Geef per alinea een hoofdzaak aan
Slide 20 - Open vraag
Maak de 5wh-vragen over de tekst (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe)
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Wat zijn de WH-vragen?
Slide 23 - Woordweb
Leerdoelen
Je leert hoe je een goede samenvatting schrijft
Slide 24 - Tekstslide
Wat is een samenvatting?
Slide 25 - Open vraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
In de kladversie van een samenvatting schrijf je alleen steekwoorden.
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quizvraag
Je begint de samenvatting met een titel.
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quizvraag
Hoe moet je een tekst lezen om een goede samenvatting te maken?