Spelling les 14A+B

Woorden die eindigen op -isch(e)
1 / 12
volgende
Slide 1: Woordweb
Basisschool

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woorden die eindigen op -isch(e)

Slide 1 - Woordweb

Lesdoel:
Na de les kan je woorden die eindigen op -isch(e) correct spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe dan?
- Je hoort -ies of -iese 
- Je schrijft dan vaak -isch of -ische
- Woorden die eindigen op -isch of -ische zijn vaak bijvoeglijke naamwoorden
- Ze staan dan bij een zelfstandig naamwoord
- Als je het woord langer maakt, kun je horen of je -isch(e) of -ies moet schrijven
- Woorden met -isch kun je verlengen met een -e -> historische beelden 

Slide 3 - Tekstslide

Let op!
Niet alle woorden die op -ies eindigen schrijf je met -isch!
Voorbeelden: vies, lies, combinaties, acties
Deze woorden moet je gewoon onthouden ;)

Slide 4 - Tekstslide

Snappet Thema 2 week 4: les 14a
Al klaar? Begin aan spelling les 14B
timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvormen in de verleden tijd

Lesdoel: Na deze les kun je de persoonsvorm in de verleden tijd correct spellen. :)


Slide 6 - Tekstslide

Vervoeg de persoonsvorm
Tim (leggen VT) zijn schrift in zijn la.
A
legte
B
leggen
C
legde
D
legden

Slide 7 - Quizvraag

Vervoeg de persoonsvorm
Wij (boffen VT) met het weer
A
boffen
B
boften
C
geboft
D
bofden

Slide 8 - Quizvraag

timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Sterke werkwoorden veranderen van klank als ze van tijd veranderen. Een zwak werkwoord is TE zwak om van klank te veranderen.


Zwak 
Sterk
t.t.
Ik tik
Ik word
v.t.
Ik tikte
Ik werd

Slide 10 - Tekstslide

Nu zelf aan de slag!
Spelling les 14B op Snappet


timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide