GMK P2.2 Les 2 - Cholesterolverlagers

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeneesmiddelkennisMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat is de functie van cholesterol?
Welke HVZ kunnen het gevolg zijn van een hoog cholesterol?
Welke geneesmiddelgroepen kunnen de cholesterol verlagen?
Hoe werken deze geneesmiddelen?
Welke bijwerkingen kunnen deze middelen geven?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Cholesterol is altijd slecht voor het lichaam
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

1) Cholesterol wordt in de lever gemaakt
2) Beste is een hoog HDL en laag LDL
A
Beide waar
B
1 is waar; 2 niet waar
C
1 is niet waar; 2 is waar
D
Beide niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Een hoog cholesterol kan leiden tot:
A
Atriumfibrilleren
B
Diabetes
C
Hartinfarct
D
Leverfalen

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat is geen manier hoe medicijnen het cholesterol kunnen verlagen?
A
Minder opname van cholesterol in de darmen
B
Minder aanmaak van cholesterol
C
Verminderen opname van cholesterol uit het bloed door de lever
D
Bevorderen uitscheiding galzuur

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van statines?
A
Kan met grapefruitsap samen
B
Is de hele dag effectief
C
Bijwerking spierpijn
D
Geeft weinig interacties

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van het geneesmiddel dat cholesterolopname remt?
A
Een voorbeeld is rosuvastatine
B
Moet 's avonds ingenomen worden
C
Dosering op basis van effect
D
Weinig interacties

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wat is GEEN kenmerk van Repatha?
A
Is een PCSK9-remmer
B
Toedienen via injectie
C
1x per dag gebruiken
D
Zorgt dat de lever meer cholesterol uit het bloed opneemt

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van galzuurbindende harsen
A
Voorkeursmiddel bij hoog cholesterol
B
Voorbeeld is ezetimib
C
Bijwerking obstipatie en misselijkheid
D
Verlaagt het cholesterol, doordat de harsen aan het LDL binden

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat hoort niet bij fibraten?
A
Werking is onduidelijk
B
Bijwerkingen maagdarmklachten
C
Verhoogt het LDL en Verlaagt het HDL en triglyceriden
D
Geen voorkeursbehandeling

Slide 24 - Quizvraag

Cholesterolsyntheseremmers
A
Gemfibrozil,CiprofibraatBeyzofibraat
B
Simva-Atorva-Prava- Rosuvastatine
C
Questran
D
Evolucumab(repatha) Alirocumab (praluent)

Slide 25 - Quizvraag

Cholesterolopnameremmers
A
Gemfibrozil,CiprofibraatBeyzofibraat
B
Simva-Atorva-Prava- Rosuvastatine
C
Ezetimib(ezetrol)
D
Evolucumab(repatha) Alirocumab (praluent)

Slide 26 - Quizvraag

PCSK9-remmers
A
Gemfibrozil,CiprofibraatBeyzofibraat
B
Evolucumab(repatha) Alirocumab (praluent)
C
Simva-Atorva-Prava- Rosuvastatine
D
Ezetimib(ezetrol)

Slide 27 - Quizvraag

FIBRATEN
A
Simva-Atorva-Prava- Rosuvastatine
B
Ezetimib(ezetrol)
C
Evolucumab(repatha) Alirocumab (praluent)
D
Gemfibrozil,CiprofibraatBeyzofibraat

Slide 28 - Quizvraag

Galzuurbindende Harsen
A
Ezetimib(ezetrol)
B
Colestyramine (Questran)
C
Evolucumab(repatha) Alirocumab (praluent)
D
Gemfibrozil

Slide 29 - Quizvraag