3v-allerlaatste les

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Das machen wir heute:

- Fragen zur Testwoche?

- Lesetest besprechen

- Fragebogen über Nora eintragen

- Quiz und Kekse essen

Dit moet je leren voor de toetsweek: 

- Werkwoorden in 3 tijden =TrabiTour blz. 158 t/m 161 (bolletje 1 t/m 7)

- Alle Naamvallen leren = TrabiTour blz. 166 t/m 173 (bolletje 14 t/m23).

Und jetzt:

- Lesetest besprechen

 

Quiz, Thema 1

Schule

Een leerling zegt dat hij het vak "Physik" heel leuk vind. Welk vak is dit?

1. aardrijkskunde
2. natuurkunde
3. scheikunde
4. biologie

Op welke leeftijd wordt er in Duitsland bepaald op welk niveau je komt?

1. als je 10 bent
2. als je 6 bent
3. als je 12 bent
4. als je 14 bent

Wat draagt dit kindje?

1. ein Eis
2. ein Geschenk
3. eine Schultüte
4. Spielzeug

Een leerling zegt "ich gehe in die siebte Klasse".
In welke klas zit hij (in Nederland)?

1. 1e
2. 3e
3. 2e
4. 4e

Thema 2

Essen und Trinken

Wo wurde die Currywurst in 1949 erfunden?

1. In Aachen
2. In Berlin
3. In München
4. In Frankfurt

Oktoberfest is ………..

1. een Koninginnedag in heel Duitsland
2. een groot volksfeest in München.
3. carnavalsoptocht in Keulen
4. een schoolfeest

Wie viele Brotsorten gibt es in Deutschland?

1. 50
2. 150
3. 200
4. 300

Wie heißt diese Kirschtorte?

1. Aachener Kirschtorte
2. Berliner Kirschtorte
3. Schwarzwälder Kirschtorte
4. Frankfurter Kirschtorte

Wer ist kein Einwohner von Deutschland?

1. Frankfurter
2. Berliner
3. Hamburger
4. Schnitzel

Thema 3

deutsche Marken

Welche Automarke kommt NICHT aus Deutschland?

1. BMW
2. Audi
3. Porsche
4. Ferrari

Welche Marke kommt nicht aus Deutschland?

1. Dr. Oetker
2. Lipton
3. Haribo
4. Lidl

Welche Marke ist deutsch?

1. Dove
2. L'Oreal
3. Nivea
4. Rituals

Welche Marke ist nicht Deutsch?

1. Adidas
2. Hugo Boss
3. Puma
4. Nike

Thema 4

Grammatik

Haben: er

1. habet
2. hast
3. habt
4. hat

sein

er ...

1. bist
2. ist
3. seid
4. sind

Wat zijn de uitgangen van de zwakke werkwoorden?

1. e , st, t, en, t, en
2. e,st,u, ie,t,en
3. e,st,a,an,t,en
4. weet ik niet meer

zwakke werkwoorden:
Du _____ doch Lisa?

1. heiße
2. heißt
3. heißen
4. heißst

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw ______ Haus

1. Ihr
2. Ihre
3. eure
4. euer

Bezittelijk voornaamwoord:
jouw _______ Mutter

1. ihre
2. ihr
3. dein
4. deine

Das machen wir jetzt:

=> Fragebogen über Nora eintragen:

Vorderseite: Nora beurteilen 

Rückseite: 

1)Tips/Tops

2)wat vind je van LessonUp?