examentekst oefenen

programma periode 2
2018 vanaf week 50 en 51: herhalen spelling, oefenen examenteksten
(2019 week 6: SE examentekst
2019 week 11: mondeling literatuur (of eerder!))
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

programma periode 2
2018 vanaf week 50 en 51: herhalen spelling, oefenen examenteksten
(2019 week 6: SE examentekst
2019 week 11: mondeling literatuur (of eerder!))

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
-beschouwingen: pluspunten en argumentatiecommentaar 
(nee, je cijfer staat vast)
-spelling van werkwoorden
-oefentekst met vragen

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordspelling is standaard
Regel 1: Als het woord geen PV is, schrijf je wat je hoort
Regel 2: Als 1 niet werkt, schrijf je de PV met wat je hoort in een vergelijkbaar werkwoord
Regel 3: Als 1 en 2 niet werken, maak je het woord langer en pas je 1 toe.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Er zijn drie mogelijkheden: 
- Stam (ik)
- Stam + t (jij, hij, zij, het)
- Stam + en (wij, jullie, zij)
Let op: Bij een vraagzin met 'jij' is het alleen de stam. Dus: Loop jij naar school? 
Voorbeeld: Beantwoordt hij zijn appjes niet? (PV TT: stam+T)

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
Wanneer gebruik je -d of -t? 
- 'TKoFSCHiP 
Dus: wanneer de stam een d of t op het einde heeft, krijg je 
dubbel d of t
Bijvoorbeeld: 
Hij verbrandt snel in de zon. (tegenwoordige tijd: stam+T)
Ik verbrandde snel in de zon. (verleden tijd: 'TKoFSCHiP)

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord/persoonsvorm 
Hoe weet je of een werkwoord in een zin een VD is of een PV? 
- Verander de tijd in de zin, een voltooid deelwoord kan niet juist veranderen. 
Bijvoorbeeld: 
Het is gebeurd. (tegenwoordige tijd)
Het was gebeurd. (verleden tijd) -> 'gebeurd' is VD en 'was' PV. 
VD: 'TKoFSCHiP: gebeur -> gebeurd

Slide 6 - Tekstslide

Waar zit de fout en waarom?

Schrijf je antwoord op.


1
2
3
timer
3:00

Slide 7 - Tekstslide

Vul de juiste letters in:
Hij fix...e dat wel okee, hij heeft nauwelijks een vinger verroer...
A
T + D
B
T + T
C
TT + D
D
TT + T

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste letters in: Dat Max uitbars...e, is een gegeven waarvan je weet dat de FIA het veroordeel...
A
T + D
B
T + T
C
TT + T
D
TT + D

Slide 9 - Quizvraag

examentekst oefenen
lees de tekst in drie rondes: 
1 oriënterend
2 globaal:
 en 3 grondig:


timer
0:30
timer
1:30
timer
10:00

Slide 10 - Tekstslide

Examentekst oefenen
Het gaat natuurlijk om de vragen.
Maak de vragen die erbij horen (17* t/m 25) in je schrift of op een blad.
*als je beide quizvragen goed had ingevuld via je mobiel, mag je 18 overslaan.

Slide 11 - Tekstslide

21. Vat de onderliggende vraag samen in maximaal 20 woorden.

Slide 12 - Open vraag

Huiswerk
Maak voor de volgende les de tekst 'Samen sterk' met vragen af.

Slide 13 - Tekstslide