2mh - Les 4 en 5 P3 - 4e naamval

   Deutsch!    

2mh
Les 5 P3
Gutentag!
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Deutsch!    

2mh
Les 5 P3
Gutentag!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
 
                              *  weet je hoe een naamvallenschema eruitziet en hoe je deze gebruikt
                                * moet je de functies in een zin  kunnen benoemen
                                *  weet je wat je kunt zeggen bij medische noodgevallen

Slide 2 - Tekstslide

Les 5

voorbereiding:
maken Schritt 17

na les 7:
maken D-Prüfung

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

das Vergnügen
A
het leedvermaak
B
de samentrekking
C
de kramp
D
het plezier

Slide 5 - Quizvraag

allerdings
A
echter
B
bovendien

Slide 6 - Quizvraag

de grootmoeder

Slide 7 - Open vraag

de nacht

Slide 8 - Open vraag

soms

Slide 9 - Open vraag

het ziekenhuis

Slide 10 - Open vraag

Ik haal een arts.

Slide 11 - Open vraag

De 4e naamval
lijdend voorwerp
+4 voorzetsel
tijdsbepaling zonder voozetsel
keuzvoorzetsel

Slide 12 - Tekstslide

       Vertaal de +4 voorzetsels
door
voor
tegen
zonder 
om
durch 
  für
gegen
ohne
um

Slide 13 - Sleepvraag

Der Mann geht nach Hause.

Ich gebe dem Mann mein Geld.

Ich sehe den Mann.

Slide 14 - Tekstslide

zonder jou
A
ohne dir
B
ohne du
C
ohne dich
D
außer dir

Slide 15 - Quizvraag

tot het weekeinde
A
bis das Wochenende
B
bis der Wochenende
C
seit dem Wochenende
D
seit der Wochenende

Slide 16 - Quizvraag

voor hem
A
für er
B
für ihn

Slide 17 - Quizvraag

Ich bin für ... Woche lang eingeladen.
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 18 - Quizvraag

Durch ... (jouw) Eltern habe ich Strafe.
A
dein
B
deine
C
deinen

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wij gebruiken bij Duits een schema!

Slide 22 - Tekstslide

Ich sehe .... Mann nicht mehr.
A
Der
B
Die
C
Den
D
Dem

Slide 23 - Quizvraag

Der Sänger kann ... Publikum (o) sehr gut mitreißen
A
das
B
dem
C
der
D
den

Slide 24 - Quizvraag

... Tante wohnt dort.
A
meine
B
mein
C
meinen

Slide 25 - Quizvraag

Meine Tante wohnt um d... Ecke (v).
A
die
B
der
C
das

Slide 26 - Quizvraag

Ich hole ... Arzt.
A
der
B
die
C
den
D
dem

Slide 27 - Quizvraag

Ich brauche ... Tabletten (mv).
Vul de juister vertaling van deze in

Slide 28 - Open vraag

Ich habe Allergien gegen ... Haustier (o). Vul je juiste vertaling van mijn in.

Slide 29 - Open vraag

Ich brauche ... Notarzt.
Vul de juiste vertaling van 'een' in.

Slide 30 - Open vraag

Was fehlt dir?
Ich habe ... (geen) Ahnung.

Slide 31 - Open vraag

... (Welke) Apotheke hat ... (deze) Medikamente auf Lager?

Slide 32 - Open vraag

Ich habe mir .. Bein (o) verletzt.

Slide 33 - Open vraag

Der Junge hat ... Schlüssel (m) gefunden.
A
der
B
das
C
die
D
den

Slide 34 - Quizvraag

Wenn ... Mädchen genug Geld gespart hat, ...
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 35 - Quizvraag

... kauft es ... (een) rok (m).
A
ein
B
eine
C
einen
D
eines

Slide 36 - Quizvraag

Der Mann hat ... Wagen (m) nicht gesehen.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 37 - Quizvraag