In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Chapitre 5
Un petit creux
Slide 1 - Tekstslide
Planning d'aujourd'hui
* Sujet et but(s)
* C parler français
* D Herhalen delend lidwoord met aantekeningen
Slide 2 - Tekstslide
Sur la table....
* TON LIVRE B:
* TA TROUSSE
* TON CAHIER
* TON ORDINATEUR
Slide 3 - Tekstslide
Sujet
Quel est le sujet de chapitre 5?:
Quels sont les buts?:
Slide 4 - Tekstslide
Sujet
Le sujet de chapitre 5: Commander quelque chose au restaurant.
A: Un rendez-vous surprise: Lola va diner au restaurant. C'est l'anniversaire de sa mère. Elle a partagé la table avec Sébastien. C'était agréable!
B: La nourriture au quotidien. Le photographe Gregg segal a voyagé dans le monde. Il a fait un livre "Daily Bread". Il présente toute la nourriture des jeunes dans le monde.
Les buts:
Het delend lidwoord
Het onregelmatie werkwoord: prendre
Het onregelmatige werkwoord venir
Slide 5 - Tekstslide
Dictée chapitre 5: Vocabulaire
De maaltijden:
Het ontbijt
De lunch
Het avondeten
De gerechten:
Het voorgerecht
Het hoofdsgerecht
Het nagerecht
Slide 6 - Tekstslide
prendre = nemen
Zie blz. 158
Slide 7 - Tekstslide
venir = komen
Zie blz. 158
Slide 8 - Tekstslide
Parler français!
Slide 9 - Tekstslide
Au restaurant..
Slide 10 - Tekstslide
Au restaurant:
*Qu'est-ce que tu veux boire?
*Qu'est-ce que tu prends?
*Qu'est-ce que c'est le plat du jour?
* Je voudrais un verre d'eau.
* Je prends le plat du jour.
* C'est du poulet.
Slide 11 - Tekstslide
Prends ton livre!
Livre: B Lire
page 18
Exercices: 10 a en b
Slide 12 - Tekstslide
Prends ton livre!
Livre: B Parler
page 20
Exercices: 12 c en 13
Slide 13 - Tekstslide
Prends ton livre!
Livre: B Écrire
page 22
Exercices: 15 c d e
16 a b c d e
Slide 14 - Tekstslide
Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!
Slide 15 - Tekstslide
Er zijn 3 "soorten" lidwoorden:
1. Het bepaalde lidwoord: le la l' les (de/het)
2. Het onbepaalde lidwoord: un une des (een)
3. Het delend lidwoord: du de la de l' des (-)
Slide 16 - Tekstslide
L'article défini
lapomme =deappel
lefromage =dekaas
l'huile (v) = de olie
l'oeuf (m) =hetei
lesfrites =defrietjes
Slide 17 - Tekstslide
L'article indéfini
unepomme =eenappel
unfromage =eenkaas
une huile (v) =(een)olie
un oeuf (m) = een ei
desfrites =(een)frietjes
Slide 18 - Tekstslide
L'article partitif
de lapomme = appel
du fromage = kaas
del'huile = olie
de l'oef = ei
desfrites = frietjes
Slide 19 - Tekstslide
Wanneer?
* Boodschappen doen
* Koken / maaltijden
* Restaurant / uit eten gaan
Slide 20 - Tekstslide
Examples
Hij koopt vis. Il achètedu poisson.
Hij koopt de vis (een vis). Il achètele poisson (unpoisson).
Hij koopt twee vissen. Il achète deux poissons.
Hij koopt veel vis. Il achète beaucoup depoisson.
Hij houd van vis. Il aime lepoisson.
Slide 21 - Tekstslide
Omgekeerde uitleg:
want er zijn uitzonderingen
Checklijst:
* aimer / préférer / détester/ adorer
dan
* ontkenning
dan
* woorden van hoeveelheid
dan
* delend lidwoord
Slide 22 - Tekstslide
Woorden van emotie
aimer / préférer / détester / adorer
dan: le , la , les of l'
Il aime le poisson
Il n'aime pas le poisson
Il déteste le poisson
Slide 23 - Tekstslide
Ontkenning
de / d'
Il n'achète pas de poisson.
Il n'achète pas d'oignon
Il n'achète pas de frites
Il n'achète pas de viande
Slide 24 - Tekstslide
Woorden van hoeveelheid
de / d'
un kilo
un sachet
une assiette
une cuilière
une boîte
une bouteille
beaucoup
Slide 25 - Tekstslide
Woorden van hoeveelheid
de / d'
un kilo de pommes
un sachet de thé
une assiette de frites
une cuilière d'huile
une boîte de coca
une bouteille d'eau
beaucoup de viande
Slide 26 - Tekstslide
Woorden van hoeveelheid
de / d'
Il achète un kilo de poisson.
Il n'achète pas un kilo de poisson.
Il achète beaucoup de frites.
Il n'achète pas beaucoup viande.
Il achète un sachet de thé.
Il prend une cuillière d'huile.
Il boit une bouteille d'eau.
Slide 27 - Tekstslide
Vertaal: Wij zoeken de ketchup, de mosterd, de ui en de sla.
Slide 28 - Open vraag
Vertaal: Wij zoeken ketchup, mosterd, ui en sla.
Slide 29 - Open vraag
Vertaal: Wij zoeken twee croissants, een kilo kaas, veel brood en drie uien.
Slide 30 - Open vraag
Stencil!
Delend lidwoord
Slide 31 - Tekstslide
Instruction
Wat : Maken van "D" op blz. 23/24: opdracht 15 d e en 16 en 17
Hoe : Zorg dat je de vragen goed leest! Je werkt IN JE BOEK!
Wie : Overleg in tweetallen
Tijd : 15 minuten
Klaar : Starten met leren C en D:
Schrijf de zinnen voluit achterin je schrift of oefen met slim stampen
Slide 32 - Tekstslide
ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken
Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.
Slide 33 - Tekstslide
In deze Franse les ben ik meer te weten gekomen over.......