3AH - Het persoonlijk vnw als lijdend voorwerp bron H - c.3 ed.6 - 5/2

BONJOUR
tout le monde!!
                      LET OP
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR
tout le monde!!
                      LET OP
  • Ga zitten volgens plattegrond
  • Leg je boek en iPad op tafel
  • iPad is uit en ligt met het scherm naar beneden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Aujourd'hui
Lundi 5 février
1. Corriger les devoirs - huiswerk nakijken
2. Grammaire H - grammatica uitleg
3. Travail individuel - zelfstandig werken
4. Arrêt - afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

HAVO

Exercice 23a =  A

Exercice 23b = Sa particularité

Exercice 23c = A

Exercice 23d = De taxi’s zijn elektrisch.

Exercice 23e
Hij geeft zijn mening in de tekst Le métier le plus cool. In de laatste zin lees je: «Un travail de rêve, pas vrai ?»





VWO

Exercice 22
Tekst 1 «Lapee» pour femmes
Tekst 2 Un papy fou?
Tekst 3 Logement innovant
Tekst 4 Les Baghrir, les crêpes du Maghreb

Exercice 23a  = C

Exercice 23b = A
 








Slide 3 - Tekstslide

HAVO
Exercice 25a
1 het milieu                     4 belangrijkste
2 de advertentie          5 diminuer
3 dierenarts                   6 ressemblent
Exercice 25b
1 C contraire       3 A synonyme
2 D synonyme    4 E synonyme      5 B contraire
Exercice 25c
A V A N T                        R E N D E Z - V O U S
I N V E N T E R               C O N T R E
J O U R N A L                  M É T I E R
T R O U V E R
 Woord = annonce





VWO

Exercice 25a
1 la pluie
2 envie de
3 C’est pourquoi / Pour cela
4 sucré
5 le beurre
6 le miel


Exercice 25b
B O N M A R C H E
Dit betekent: Goedkoop













Slide 4 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
Noem voorbeelden.

Slide 5 - Woordweb

Persoonlijke voornaamwoorden
Kan een persoon, dier of ding aangeven en soms zelfs ook een zelfstandig naamwoord vervangen.

Het persoonlijk vnw kan verschillende functies hebben:
- Als onderwerp. Bijv. ik, jij, wij
- Als lijdend voorwerp. Bijv. mij, jou, hem
- Als meewerkend voorwerp. Bijv. (aan) mij, (aan) jou, (aan) hem


Slide 6 - Tekstslide

onderwerp
lijdend 
voorwerp
meewerkend
voorwerp
persoonsvorm
Ik
een boek
aan mijn vader.
geef

Slide 7 - Sleepvraag

Bloemen voor Marie
Maco geeft bloemen aan Marie.
Marie vindt de bloemen erg mooi. Ze zet de bloemen in een vaas. Marie houdt van bloemen. Ze zet de bloemen op de tafel. Marie kijkt vaak naar de bloemen. 

Slide 8 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

ik = onderwerp
zoek = persoonsvorm
het boek = lijdend voorwerp (WAT zoek ik?)

Slide 9 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek

Het boek kun je vervangen door hem 
- > Ik zoek hem

hem = het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp


Slide 10 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Nederlands                                   Frans

het                                                   le, la, les, l'
hem                                                 le, l'
haar                                                 la, l' 
ze (meervoud)                               les 

Slide 11 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek het boek -> Je cherche le livre

Ik zoek hem -> Je cherche le

Maar: in het Frans een andere woordvolgorde! 
Je le cherche

Slide 12 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Ik zoek de boeken -> Je cherche les livres
Ik zoek ze                -> Je les cherche

Ik kijk naar de bloem -> Je regarde la fleur
                                          Je la regarde 

Slide 13 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
Woordvolgorde:

- voor het eerste werkwoord in de zin  of
- voor het hele werkwoord



Slide 14 - Tekstslide

Kies het lijdend voorwerp in de zin:
Je cherche mon stylo
(ik zoek mijn pen)
A
je
B
cherche
C
mon
D
mon stylo

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Elle cherche les photos
Elle ...... cherche.
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 16 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde.
Je veux utiliser ma carte pour payer.
A
Je la veux utiliser.
B
Je veux l'utiliser.

Slide 17 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange

Slide 18 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mets les vêtements.
A
Je le mets
B
Je la mets
C
Je l' mets
D
Je les mets

Slide 19 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met

Slide 20 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Tu aimes le jus d'orange.
A
Tu le aimes
B
Tu la aimes
C
Tu l'aimes
D
Tu les aimes

Slide 21 - Quizvraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je vois la prof.

Slide 22 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange les pizzas.

Slide 23 - Open vraag

Vervang het lijdend voorwerp:
J'adore le parfum.

Slide 24 - Open vraag

Travail individuel
Wat 
Havo: ex. 29, 30abce blz. 120-122

Vwo:  ex. 29, 30abce blz. 120-122
Hoe
In je boek je werkt in stilte
Hulp
Bron H blz. 127
Tijd
Tot het einde van de les
Klaar?
Oefen de passé composé met verbuga.eu

Slide 25 - Tekstslide

Passé composé
Je gaat de passé composé oefenen op www. verbuga.eu

Tijd: Passé composé
Werkwoorden:  
Met hulp ww avoir: aimer, acheter, avoir, chercher, choisir, entendre, être, faire, finir, parler, prendre, remplir, rendre

Met hulp ww être: aller, arriver, déscendre, partir, rester, sortir, tomber

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Doel bereikt?
Ik kan een lijdend voorwerp in een Franse zin vervangen door le, la, l' of les (persoonlijk voornaamwoord) 



Slide 27 - Tekstslide