Herhaling 8.1 t/m 8.5

We herhalen kort 8.1 t/m 8.3 en daarna 8.4 en 8.5
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

We herhalen kort 8.1 t/m 8.3 en daarna 8.4 en 8.5

Slide 1 - Tekstslide

Machten
          = 3 x 3
          = 12 x 12 x 12 x 12 x 12 x 12
          = a x a x a x a
          = 9 x 9 x 9 x 9 x 9 x 9 x 9 x 9 x 9 x 9
          = 10 x 10
          = 10 x 10 x 10
          = 10 x 10 x 10 x 10

32
126
a4
910
102
103
104

Slide 2 - Tekstslide

Bereken:
5² =
A
10
B
C
D
25

Slide 3 - Quizvraag

Bereken:

34=
A
7
B
12
C
8
D
81

Slide 4 - Quizvraag

Bereken:

103=
A
1.000
B
30
C
100
D
103

Slide 5 - Quizvraag

Grote getallen
1 duizend = 1.000                                 ( 3 nullen)
1 miljoen  = 1.000.000                        (  6 nullen)
1 miljard   = 1.000.000.000               (  9 nullen)
1 biljoen   = 1.000.000.000.000      (12 nullen)

In NL gebruiken we de komma voor decimalen en de punt voor de scheiding. In de VS en het VK doen ze het andersom.

Slide 6 - Tekstslide

Groot getal in woorden
Gebruik de woorden duizend, miljoen, miljard of biljoen en rond af op één decimaal.

1.303.641.215 mensen          = 1,3 miljard mensen
1.735.982 domino stenen   = 1,7 miljoen domino stenen
1.874.512.456.123 sterren   = 1,9 biljoen sterren


Slide 7 - Tekstslide

2.244.636.801.499 moet je schrijven als ....
A
2,3 miljard
B
2,2 miljard
C
2,2 biljoen
D
2 biljoen

Slide 8 - Quizvraag

Wetenschappelijke notatie
honderd                  = 100         = 10 x 10          =                             2 nullen
duizend                   = 1.000     = 10 x 10 x 10 =                             3 nullen
tienduizend           = 10.000                              =                             4 nullen
honderdduizend = 100.000                           =                             5 nullen
miljoen                     = 1.000.000                       =                             6 nullen
miljard                      = 1.000.000.000               =                            9 nullen
Zie je de overeenkomst tussen exponent en aantal nullen?

102
103
104
105
106
109

Slide 9 - Tekstslide

schrijf je als een 1 met .... nullen
1017
A
16
B
17
C
18
D
het goede antwoord is er niet bij

Slide 10 - Quizvraag

8,6 x
=
104
A
344
B
860.000
C
86.000
D
8.600

Slide 11 - Quizvraag

2,24 miljoen = 2,24 x ...
A
103
B
105
C
106
D
109

Slide 12 - Quizvraag

Klein getal wetenschappelijk
een tiende                             = 0,1                         =                             1 nul
een honderdste                  = 0,01                      =                            2 nullen
een duizendste                   = 0,001                   =                            3 nullen
een tienduizendste           = 0,0001               =                            4 nullen
een honderdduizendste = 0,00001            =                            5 nullen
Zie je opnieuw de overeenkomst tussen exponent en aantal nullen?

102
101
103
104
105

Slide 13 - Tekstslide

Klein getal wetenschappelijk
2 x                 = 0,002                      exponent -3, dus 3 nullen vooraan
1,4 x              = 0,00014                 exponent -4, dus 4 nullen vooraan
7,2 x              = 0,0000072          exponent -6, dus 6 nullen vooraan

0,00009 = 9 x                                 vooraan 5 nullen, dus exponent -5 
0,0000016 = 1,5 x                         vooraan 6 nullen, dus exponent -6
0,0000000038 = 3,8 x              vooraan 9 nullen, dus exponent -9

103
104
106
106
105
109

Slide 14 - Tekstslide

schrijf je als een 1 met
daarvoor .... nullen
1011
A
11
B
17
C
10
D
9

Slide 15 - Quizvraag

2,1 x
=

107
A
0,000002.
B
210.000.000
C
0,00000000000021
D
0,00000021

Slide 16 - Quizvraag

0,0047 = 4,7 x ...
A
103
B
104
C
103
D
102

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf voluit
3,7104

Slide 18 - Open vraag

Schrijf voluit
8,25104

Slide 19 - Open vraag

Leerdoelen 8.4
Ik ken de meest gebruikte eenheden van tijd
Ik kan met de eenheden van tijd rekenen   
Ik kan tijdseenheden omrekenen

Slide 20 - Tekstslide

Eenheden van tijd


Hoe vaak komt een  schrikkeljaar voor?
• 1 millennium = 1000 jaren
• 1 eeuw = 100 jaren
• 1 jaar = 4 kwartalen
• 1 jaar = 12 maanden
• 1 jaar = 52 weken
• 1 jaar = 365 dagen
• 1 kwartaal = 13 weken
• 1 week = 7 dagen
• 1 dag = 24 uren
• 1 uur = 60 minuten
• 1 minuut = 60 seconden

Slide 21 - Tekstslide

Eenheden van tijd
Mevrouw Makkink is vorige maand bevallen van een dochtertje 
Is de volgende bewering waar of niet waar?
De dochter van mevrouw Makkink is 20.

  • WAAR, als je weet dat het geen 20 jaar is, maar 20 dagen.

Slide 22 - Tekstslide

Tijdseenheden omrekenen
Wat ik veel zie:
3,75 uur = 3 uur en 75 minuten.
Dit klopt NIET!
Even narekenen:
  • 3,75 uur = 3 uur en 75 min, maar 75 min = 1 uur en 15 min
  • 3 uur + 1 uur en 15 min = 4 uur en 15 minuten 
  • Dit klopt NIET. Maar hoe moet het dan wel?

Slide 23 - Tekstslide

Tijdseenheden omrekenen
3,75 uur = ... uur en .... minuten
Er zitten 3 uren in:
3,75 uur = 3 uur en ... minuten
Dan is er nog 0,75 uur over om minuten van te maken. 
  • In 1 uur zit 60 minuten, dus in 0,75 uur zit:
  • 0,75 x 60 = 45 minuten 
  • Dus het antwoord en de manier van opschrijven is:
  • 3,75 uur = 3 uur en 45 minuten (met 0,75 x 60 = 45)
  • Vergeet de berekening er niet bij te zetten!!!
3,75 - 3 = 0,75

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel minuten is 2,5 uur?

Slide 25 - Open vraag

Een vlucht duurt 265 minuten
Hoeveel uur en hoeveel minuten is dit?

Slide 26 - Open vraag

Tijdseenheden omrekenen
27, 4 uur = ... dag... uur ... minuten
  • 1 dag (nog 3,4 uur over)
  • 3 uur(nog 0,4 uur over)
  • 24 minuten(0,4 x 60)

Slide 27 - Tekstslide

Hoeveel uur en hoeveel minuten is 6,25 uur?

Slide 28 - Open vraag

6 uur en 24 minuten = .... uur

  • 6 hele uren 
  • 24 minuten over 
  • dus 24 van de 60 minuten
  • 24 : 60 = 0,4
  • Eindantwoord --> 6,4 uur

Slide 29 - Tekstslide

Geef je antwoord op 1 decimaal achter de komma (dus 4,... jaar)
Hoeveel is 4 jaar en 73 dagen

Slide 30 - Open vraag

8.5 Snelheden omrekenen

Slide 31 - Tekstslide

Goed onthouden!
m/s omrekenen naar km/h           x3,6
km/h omrekenen naar m/s           : 3,6

Snelheid berekenen, zorg dat je meters en seconden hebt, of kilometers en uren.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Van m/s naar km/u
x 3,6
  • 15 m/s = ....   km/u
  • 15 x 3,6 = 54 km/u

Slide 34 - Tekstslide

van km/u naar m/s
: 3,6
  • 54 km/u = .... m/s
  • 54 : 3,6 = 15 m/s

Slide 35 - Tekstslide

20 m/s = .....km/u
A
72
B
5,6

Slide 36 - Quizvraag

30 m/s = ... km/u

Slide 37 - Open vraag

17 km/u is ..... m/s
rond af op 1 decimaal

Slide 38 - Open vraag

50km/h = ....m/s (rond zo nodig af op 1 decimaal)

Slide 39 - Open vraag

Je rent 600 meter in 50 seconden. Wat is je snelheid in m/s?

Slide 40 - Open vraag

Hoeveel km/u is dan 12 m/s?
Rond af op 1 decimaal.

Slide 41 - Open vraag

Sandra loopt 5km met een gemiddelde snelheid van 3 m/s. Hoeveel seconden doet zij over de 5 km? Rond zo nodig af op helen.

Slide 42 - Open vraag

Jeroen loopt 7km, hij doet hier 40 min over, wat is zijn snelheid in m/s? (rond zo nodig af op 1 decimaal)

Slide 43 - Open vraag