4.1 - Elektrisch vermogen en capaciteit

4.1 - Elektrisch vermogen en capaciteit
Nodig: schrift, pen en rekenmachine
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.1 - Elektrisch vermogen en capaciteit
Nodig: schrift, pen en rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen voor vandaag
-De leerling heeft de kennis opgehaald van spanning, stroomsterkte en energie
-De leerling kent de eenheden en symbolen van bovenstaande begrippen
-De leerling kent de bijbehorende formule om vermogen te berekenen
-De leerling kan uitleggen wat capaciteit is.
-De leerling is in staat om te rekenen aan vragen met betrekking tot capaciteit.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Aantekening 4.1 
-Stroom zijn bewegende elektronen die stromen van - naar +. 
-Stroomsterkte is het aantal elektronen dat in 1 sec door de meter stroomt.
-Stroomsterkte kun je meten mbv een ampèremeter.


Slide 4 - Tekstslide

Aantekening 4.1 
-Spanning is de energie die een elektronen van de spanningsbron krijgt.
-Energie wordt door een elektron vervoert en afgegeven bij een apparaat.
-Hoe meer energie per elektron -> hoe hoger de spanning.
-Spanning kun je meten met een volt meter. 

Slide 5 - Tekstslide

Vermogen
-Het vermogen is de energie die een apparaat per seconde gebruikt.

-Het symbool voor vermogen is P en de eenheid is watt (W)

Vb:  P = 8,5 W

Slide 6 - Tekstslide

Formule vermogen
P = E/t 


P = vermogen in watt (W)
E = energie in joule (J)
t = tijd in seconde (s) 

Hoe groter het vermogen, hoe meer energie het apparaat per seconde verbruikt

Slide 7 - Tekstslide

Formule elektrisch vermogen
P = U x I


P = elektrisch vermogen in watt (W)
U = spanning in volt (V)
 I = stroomsterkte in ampère (A)

Het elektrisch vermogen is dus afhankelijk van de spanning en de stroomsterkte !

Slide 8 - Tekstslide

Grootheid
symbool grootheid
Eenheid
Symbool eenheid
Stroomsterkte
I
Ampère
A
Spanning
U
Volt
V
Vermogen
P
Watt
W
Energie
E
Joule
J
Tijd
t
seconde
s

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen
Een fohn wordt aangesloten op het stopcontact. De spanning van de fohn is 12 V. Op de warmste stand loopt er een stroom van 800 mA door fohn. 

Bereken het vermogen van de fohn.

Slide 10 - Tekstslide

Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak opdrachten: 1, 3, 4, 5 en 6. Anders huiswerk volgende keer! 
Hoe? Online via Teams
Hoe lang? tot 12:35
Klaar? Lees vast het stuk over capaciteit.

Slide 11 - Tekstslide

Aantekening 4.1 
-De capaciteit en spanning geven aan hoeveel energie een batterij kan opslaan 
-De capaciteit zelf geeft aan hoe lang een batterij een bepaalde stroom kan leveren voordat hij op is. 

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld capaciteit
Capaciteit:
30 Ah
Capaciteit:
60 Ah

Slide 13 - Tekstslide

Formule capaciteit
C = I x t


C = Capaciteit in (Ah)
 I = stroomsterkte in ampère (A)
 t = tijd in UUR!

Een accu met een capaciteit van 5 Ah kan een uur lang 5 A aan stroom leveren

Slide 14 - Tekstslide

Even oefenen ...
De batterij hiernaast wordt gebruikt om een lampje te laten branden. Het lampje gebruikt 0,02 A. Hoe lang kan het lampje op zo'n batterij branden?

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 2...
Een accu wordt gebruikt om een vermogen van 0,5 W te leveren. De accu heeft een spanning van 3,7 V en een capaciteit van 1300 mAh. Hoe lang kan de accu dit volhouden?

Slide 16 - Tekstslide

Ga nu zelf aan de slag
Wat? Maak opdrachten: 2, 7, 8, 9 . Anders huiswerk volgende keer! 
Hoe? Online via Teams
Hoe lang? Tot einde van de les
Klaar? Lees vast het begin van paragraaf 4.2 (weerstand).

Huiswerk maandag 18 november: opdracht 1, 2 en 5 t/m 9

Slide 17 - Tekstslide