2.3 - BK - Metalen

Waar of niet waar?

Alle metalen smelten op dezelfde temperatuur.
A
waar
B
niet waar
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Waar of niet waar?

Alle metalen smelten op dezelfde temperatuur.
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quizvraag

2.3 - BK - METALEN
Je leert...:
...waaraan je veelgebruikte metalen aan kan herkennen
...hoe je een aantal eigenschappen van metalen kan benoemen
...hoe je metalen kan onderscheiden door hun smeltpunt
...wat roesten en oxideren is
...hoe je metalen hiertegen kan beschermen
...wat edelmetalen zijn
...welke metalen magnetisch zijn



Slide 2 - Tekstslide

VERSCHILLENDE METALEN
Metalen worden veel gebruikt, omdat ze handige eigenschappen hebben:

  • metalen zijn sterk
  • metalen kun je goed bewerken
  • metalen kun je buigen
  • metalen kun je smelten

Slide 3 - Tekstslide

A - BRONS
B - GOUD
C - KOPER
D - STAAL
E - TIN
F - ZINK
G - ALUMINIUM
1 - DAKGOOT
2 - STROOMMAST
3 - KLOK (BEL)
4 - SIERADEN
5 - SIERVOORWERP
6 - WATERLEIDING
7 - FIETS

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Tin smelt bij een temperatuur van 232 graden Celsius.

Tin met een temperatuur van 897 graden Celsius is dan...?


A
vast
B
vloeibaar

Slide 6 - Quizvraag

ROESTEN:
IJzer en staal worden snel aangetast door vocht en zuurstof. Dit aantasten word bij ijzer en staal ROESTEN genoemd.
OXIDEREN:
Andere metalen zoals koper, brons of aluminium worden ook aangetast door vocht en zuurstof, maar er komt dan geen roest. 

Er komt dan een dun oxide-laagje op het metaal.

Slide 7 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 8 - Tekstslide

1 kg = ?
A
10 g
B
100 g
C
1000 g
D
10000g

Slide 9 - Quizvraag

100 g = ?
A
1 kg
B
0,1 kg
C
0,01 kg
D
0,001 kg

Slide 10 - Quizvraag

waar of niet waar?

1 mL = 1 cm3
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Waar of niet waar?

De eenheid "Liter" gebruik je alleen bij vloeistoffen.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Een halve liter is gelijk aan 500 cm3
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

2.3 - KGT - MASSA EN VOLUME
Je hebt geleerd...:
...wat er met massa wordt bedoeld
...hoe je het volume van een hoeveelheid vloeistof bepaalt
...hoe je het volume van een rechthoekige vorm uitrekent
...hoe je het volume van een rare vorm bepaalt
...hoe je rekent met verschillende maten van volume




Slide 14 - Tekstslide

OPDRACHTEN
KGT:
Lees de teksten en maak opdrachten: 
1 tot en met *17
(blz. 57 tot en met blz. 66)
Daarna Test Jezelf online

Slide 15 - Tekstslide