In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Planning
Welkom!
Mededelingen
Inleveren betoog
Start spreken
Uitleg examen spreken + nieuwe opdracht
Aan de slag!
Slide 1 - Tekstslide
presenteren: wat vind je er van, hoe goed kun je het al?
Slide 2 - Woordweb
Welke feedback kreeg jij op je laatste presentatie?
Slide 3 - Woordweb
wat maakt een presentatie fijn om naar te kijken/luisteren?
Slide 4 - Woordweb
theorie aantrekkelijk spreken
Aantrekkelijk spreken betekent dat je prettig bent om naar te luisteren en dat je boodschap duidelijk overkomt. Tips om aantrekkelijk te spreken:
Begin en eindig sterk. Begin met iets dat de aandacht trekt, eindig met een uitsmijter.
Sta rechtop, op twee benen. Houd je handen uit je zakken en gebruik ze om je verhaal te ondersteunen. Probeer stil te staan.
Kijk je publiek wisselend aan. Vind je dat eng? Kijk dan net iets over de hoofden heen.
Kies beelden die iets toevoegen aan je verhaal.
Spreek rustig, hard (genoeg) en duidelijk. Probeer ‘ehm’ te vermijden.
Haal voor je gaat presenteren een paar keer diep adem en ontspan.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is belangrijk aan je houding als je presenteert?
Slide 6 - Woordweb
Houding
- Sta met twee benen op de grond. Zak niet door een heup en wiebel niet. - Je knieën een beetje gebogen en niet op slot. - Je armen langs je lichaam en los - Rug recht, schouders naar achteren. - Ogen het publiek in.
Slide 7 - Tekstslide
In een presentatie gebruik je verbale en
non-verbale communicatie
Slide 8 - Tekstslide
Wat is verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Stemgebruik
B
Praten met handen en voeten
C
Lichaamshouding
D
Van je gezicht aflezen
Slide 10 - Quizvraag
Er mogen geen stiltes vallen tijdens mijn presentatie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Beschouwende presentatie
Doel: De luisteraar zelf een mening laten vormen over het onderwerp.
We gaan de opdracht doornemen en daarna gaan jullie een onderwerp uitkiezen.
Volgende week heeft iedereen een onderwerp gekozen.