persoonsvorm verleden tijd sterke en zwakke werkwoorden

WERKWOORDSPELLING

persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd 

 

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

WERKWOORDSPELLING

persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd 

 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1. Lesdoel van vandaag
2. Stillezen (controle huiswerk en spullen)
3. Nakijken blz. 242
4. Uitleg
5. Aan de slag
6. Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het eind van de les heb je geleerd 
-hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegt
-hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Verleden tijd zwakke werkwoorden
  • Gebruik de ik-vorm (stuur, fiets, verhuis).
  • Om te weten of je hieraan -te(n) of -de(n) plakt , pak je stam van het werkwoord (hele ww min 'en'). Laatste letter stam een medeklinker in 'T eX KoFSCHiP?
    ->   Ja? + te (n) Nee? + de(n)                                                                               
                                                                                                                                            sturen, fietsen, verhuizen


Enkelvoud (ik/jij/hij/zij/het)
ik-vorm + 'de' of 'te'
Hij stuurde, Hij fietste, Hij verhuisde
Meervoud 
(zij/wij/jullie)
ik-vorm + 'den' of 'ten'
Zij stuurden, Zij fietsten, Zij verhuisden

Slide 7 - Tekstslide

Verleden tijd sterke werkwoorden
  • het enkelvoud heeft meestal 1 vorm (er zijn uitzonderingen, onregelmatige werkwoorden zoals zijn en hebben)
  • het meervoud heeft altijd 1 vorm    
  • je schrijft wat je hoort!                                                          
                                                                                                              vinden, lopen, nemen


Enkelvoud (ik/jij/hij/zij/het)
ik-vorm + 'de' of 'te'
Hij vond, Hij liep, Hij nam
Meervoud 
(zij/wij/jullie)
ik-vorm + 'den' of 'ten'
Zij vonden, Zij liepen, Zij namen

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag ( minuten)
Je maakt opdracht 1 t/m 4  (blz. 244)

Samenwerken mag

Klaar? Laat je opdrachten aan mij controleren

Slide 9 - Tekstslide

Samenvattend
Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
 ik-vorm (+t) (enkelvoud)
 / hele werkwoord (meervoud)
Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden: 
ik-vorm + de(n) / ik-vorm + te (n)
gebruik 'T eX KoFSCHiP bij twijfel
Persoonsvorm verleden tijd sterke werkwoorden: 
Schrijf wat je hoort. Ken deze vormen uit je hoofd!


Slide 10 - Tekstslide