Zinsdelen ontleden:
1. persoonsvorm (pv)
2. gezegde
a. werkwoordelijk gezegde (wg)
b. naamwoordelijk gezegde (ng) --> belangrijkste ww = koppelwerkwoord.
3. zin in zinsdelen verdelen
4. onderwerp (o)
5. eventueel: lijdend voorwerp (lv)
6. eventueel: meewerkend voorwerp (mv)
7. eventueel: bijwoordelijke bepaling of bijwoordelijke bepalingen (bwb)
8. in een zinsdeel zit soms nog een bijvoeglijke bepaling. Dit geef je aan met:
-----> K <-------
Bijv.
Gisteren \ heeft \ mijn broertje Paul \ per ongeluk \ zijn volle glas melk \ omgegooid.
bwb wg o bwb lv wg
----> K <-----