Signaalwoorden geven structuur in een tekst aan tussen zinnen of alinea's. Een signaalwoord kan één woord zijn, zoals omdat of toen. Maar ook een groepje woorden kan de functie van signaalwoord hebben, zoals niet alleen..., maar ook...
Slide 5 - Tekstslide
Verwijswoorden
Dit zijn woorden als deze, die, dat, hij, zij, daar. Bijvoorbeeld: consumenten zijn steeds vaker en meer kleding gaan kopen. Daar moet verandering in komen.
Slide 6 - Tekstslide
Signaalzin
Samenhang tussen alinea’s
Elke alinea in een tekst heeft een bepaalde functie. Deze functies hangen met elkaar samen. Een signaalzin kan bijvoorbeeld een vooruitblik zijn (bijv. In dit artikel bespreek ik eerst...) of een terugblik (bijv. Zoals we in het bovenstaande hebben gezien...).
Slide 7 - Tekstslide
Welke tekstructuren ken je?
Slide 8 - Open vraag
Het belang van tekststructuur:
Wanneer je weet hoe een tekst is georganiseerd of gestructureerd, weet je wat de samenhang is en kun je de tekst beter lezen. En, het wordt makkelijkerom een tekst te schrijven.
Slide 9 - Tekstslide
7 vaste tekststructuren
1. aspectenstructuur
2. verleden/heden/toekomststructuur
3. voor-en nadelenstructuur
4. vraag-antwoordstructuur
5. argumentatiestructuur
6. probleem/oplossingstructuur
7. verklaringsstructuur
Slide 10 - Tekstslide
Aspectenstructuur
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse aspecten (kenmerken) van het onderwerp
Slot: samenvatting
Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?"
Slide 11 - Tekstslide
Verleden-heden-(toekomst)structuur
Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu (of: ontwikkeling van vroeger naar nu)
Slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst.
Verleden-heden-toekomststructuur (bijv. een artikel met de titel "Hoe ging men in het verleden om met virussen en kunnen we daar iets van leren?")
Slide 12 - Tekstslide
Voor-nadelenstructuur
Inleiding: vraag of stelling
Middenstuk: voordelen// nadelen
Slot: afweging // conclusie
Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"
Slide 13 - Tekstslide
Vraag-antwoordstructuur
Inleiding: vraag
Middenstuk: antwoord
Slot: samenvatting of conclusie
vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?"
Slide 14 - Tekstslide
Welke tekststructuur herken je?
Slide 15 - Open vraag
Welke tekststructuur herken je?
Slide 16 - Open vraag
Welke tekststructuur herken je?
Slide 17 - Open vraag
Argumentatiestructuur
Inleiding: standpunt
Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag
Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het vaccineren van kinderen is onzin"
Slide 18 - Tekstslide
Probleem/oplossingstructuur
Inleiding: probleem
Middenstuk: gevolgen // oorzaken // oplossingen
Slot: de beste oplossing / samenvatting / aanbeveling
Probleem-oplossingsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat kunnen we doen om Coronabesmettingen op scholen te voorkomen?"