3ha - vaste tekststructuren

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Tekst
startopdracht
Kies een van de teksten. Geef in je schrift  antwoord op de volgende vragen: 

Welke tekststructuur hoort bij deze tekst?

Hoe kun je dat herkennen? 

Welke signaalwoorden helpen?
A
Tekst 1:
Veel jongeren slapen te weinig doordat ze tot laat op hun telefoon zitten. Dit leidt tot concentratieproblemen op school. Een oplossing is om een vaste bedtijd in te stellen en schermtijd te beperken.
timer
8:00
B.
Tekst 2:
Het hebben van een bijbaan heeft voordelen: je verdient geld en leert verantwoordelijkheid. Maar het kan ook nadelen hebben, zoals minder tijd voor huiswerk en vrienden.
C.
Tekst 3:
Door de opwarming van de aarde smelten de ijskappen sneller. Dit zorgt voor een stijging van de zeespiegel en vergroot de kans op overstromingen.

Slide 2 - Tekstslide

Tekst
startopdracht
Tekst 1 (Probleem-oplossing):
Veel jongeren slapen te weinig doordat ze tot laat op hun telefoon zitten. Dit leidt tot concentratieproblemen op school. Een oplossing is om een vaste bedtijd in te stellen en schermtijd te beperken.

Tekst 2 (Voor- en nadelen):
Het hebben van een bijbaan heeft voordelen: je verdient geld en leert verantwoordelijkheid. Maar het kan ook nadelen hebben, zoals minder tijd voor huiswerk en vrienden.

Tekst 3 (Oorzaak-gevolg):
Door de opwarming van de aarde smelten de ijskappen sneller. Dit zorgt voor een stijging van de zeespiegel en vergroot de kans op overstromingen.

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
  • Startopdracht (gedaan)
  • Toets op 7 februari 2025 
  • Uitleg vaste tekststructuren 
  • Vragen en evaluatie 
  • Huiswerk volgende les 

Slide 4 - Tekstslide

Toets: betoog schrijven 
Wat moet je kunnen?
  • Een overtuigend betoog schrijven met een duidelijke stelling.
  • Minstens 3 sterke argumenten en een tegenargument met weerlegging geven.
  • Een logische opbouw: inleiding, argumentatie, tegenargument + weerlegging, conclusie.
  • Correct en overtuigend taalgebruik hanteren.

 Inleverdatum: Tijdens de les van 7 februari 2025.
 Weging: [2x]
Je wordt beoordeeld met een rubric zoals uitgedeeld.








Slide 5 - Tekstslide

vaste tekststructuren - oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen met tekststructuren
Je kent de volgende vaste structuren:
  • probleem-oplossingsstructuur
  • verklaringsstructuur
  • verleden-heden(-toekomst)structuur
  • argumentatiestructuur
  • aspectenstructuur
  • voor- en nadelenstructuur
  • vraag- en antwoordstructuur

Slide 7 - Tekstslide

Probleem/oplossingstructuur
  • Inleiding: probleem
  • Middenstuk: gevolgen // oorzaken // oplossingen
  • Slot: de beste oplossing / samenvatting / aanbeveling

Probleem-oplossingsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat kunnen we doen om Coronabesmettingen op scholen te voorkomen?"

Slide 8 - Tekstslide

De verklaringsstructuur
  • Inleiding: bepaald verschijnsel
  • Middenstuk: kenmerken / voorbeelden verklaringen /oorzaak / reden
  • Slot: samenvatting

Verklaringsstructuur (bijv. een artikel met de titel "Waarom zijn er in de USA relatief veel Coronaslachtoffers?" 

Slide 9 - Tekstslide

Verleden-heden-(toekomst)structuur
Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger, situatie nu (of: ontwikkeling van vroeger naar nu)
Slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst.

Verleden-heden-toekomststructuur (bijv. een artikel met de titel "Hoe ging men in het verleden om met virussen en kunnen we daar iets van leren?")

Slide 10 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 11 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 13 - Tekstslide

Wat?
Cursus 1 Meer dan lezen §5: Vaste tekststructuren.
Maak opdracht 1 t/m 3 op blz 35-36
Hoe?
Zelfstandig en in stilte. Muziek mag (met oordopjes).
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Twaalf minuten.
Waarom?
Om te oefenen voor leesvaardigdheid. 
Klaar?
Lees in je leesboek of oefen in NN online. 
Huiswerk voor de volgende les
timer
12:00

Slide 14 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
  • Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag 

Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het vaccineren van kinderen is onzin" 

Slide 15 - Tekstslide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?" 

Slide 16 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen// nadelen
  • Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"

Slide 17 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?" 

Slide 18 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 19 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 20 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur

Slide 21 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Exit ticket

Slide 23 - Woordweb

Schrijf een  ding op 
die je nog lastig vindt.
Exit ticket

Slide 24 - Woordweb

TOT MORGEN! 

Slide 25 - Tekstslide

Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 26 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
verklaringsstructuur

Slide 27 - Quizvraag

Verklaringsstructuur
- inleiding: bepaald verschijnsel
- kern: kenmerken/ verklaringen/ voorbeelden
- slot: ?
Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?
A
samenvatting
B
eigen mening
C
het probleem
D
vraagstelling

Slide 28 - Quizvraag

Inleiding: onderwerp
middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp worden besproken
slot: samenvatting
Deze indeling hoort bij de volgende structuur:
A
argumentatiestructuur
B
voor en nadelen structuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 29 - Quizvraag

Een tekst waarin wordt uitgelegd hoe het broeikaseffect is ontstaan, is een ....
A
Tekst met verklaringsstructuur
B
Tekst met voor- en nadelenstructuur
C
Tekst met argumentatiestructuur

Slide 30 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je door tijdsaanduidingen in de tekst?
A
Verleden/heden (toekomst) structuur
B
Argumentatiestructuur
C
Voor/nadelenstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 31 - Quizvraag

Hoe heet de volgende tekststructuur?
Inleiding: onderwerp
Middenstuk: diverse onderdelen van het onderwerp
Slot: samenvatting

A
aspectenstructuur
B
onderwerpstructuur
C
voor- en nadelenstructuur
D
vraag- en antwoordstructuur

Slide 32 - Quizvraag

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 33 - Quizvraag

Welke vaste tekststructuur is zeker niet geschikt voor een uiteenzetting?(informatieve tekst)
A
Een aspectenstructuur
B
Een vraag-antwoord-structuur
C
Een argumentatie-structuur
D
Een verklaringstructuur

Slide 34 - Quizvraag

Welke tekststructuur past niet bij het betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur

Slide 35 - Quizvraag