Les 4 Basisvaardigheden

Wat gaan we doen?

- Korte herhaling vorige les: grote getallen  
- Klassikaal oefenen met: 
delen
machtsverheffen en wortels
volgorde en bewerkingen
afronden
verstandig afronden
- Zelfstandig werken aan opdrachten hoofdstuk 8, 11, 12, 13 en 14
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?

- Korte herhaling vorige les: grote getallen  
- Klassikaal oefenen met: 
delen
machtsverheffen en wortels
volgorde en bewerkingen
afronden
verstandig afronden
- Zelfstandig werken aan opdrachten hoofdstuk 8, 11, 12, 13 en 14

Slide 1 - Tekstslide

Korte herhaling vorige les: grote getallen
duizend
miljard
miljoen
honderd
100
1000
1.000.000
1.000.000.000

Slide 2 - Sleepvraag

Grote getallen
miljoen 1 000 000 (1 met 6 nullen)
miljard 1 000 000 000 (1 met 9 nullen)
biljoen 1 000 000 000 000 (1 met 12 nullen)
biljard 1 000 000 000 000 000 (1 met 15 nullen)
triljoen 1 000 000 000 000 000 000 (1 met 18 nullen)

Slide 3 - Tekstslide

6,1 miljoen=
A
6.100.000
B
61.000.000

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel miljard is 1300 miljoen?
A
13
B
1,3
C
0,13
D
1300000

Slide 5 - Quizvraag

Opgave 3 van H3
4,503 miljoen =           miljoen +               duizend


0,7014 biljoen =           miljard +                miljoen








Slide 6 - Tekstslide

Opgave 3 van H3
4,503 miljoen =  4 miljoen + 503 duizend

0,7014 biljoen =  701 miljard + 400 miljoen








Slide 7 - Tekstslide

Les 4: doelen 
  • Je kan delen met getallen
  • Je weet wat machten en wortels zijn
  • Je kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren
  • Je kan afronden op gehele getallen en decimalen


Slide 8 - Tekstslide

Delen
Als je getallen deelt maak je een deling. 

Je kunt op verschillende manieren delen: 
  • uit het hoofd,
  • kolomsgewijs delen  
  • of staartdelen

Als je eerlijk deelt, houd je soms wat over. Dat noem je de rest.    

Slide 9 - Tekstslide

Delen

Slide 10 - Tekstslide

Het quotiënt van acht en vier is?

A
8
B
4
C
2
D
:

Slide 11 - Quizvraag

uit het hoofd
148 : 4 =
A
37
B
38
C
47
D
kan niet

Slide 12 - Quizvraag

uit het hoofd
75 : 8 =
A
10 rest 5
B
8 rest 2
C
9 rest 2
D
9 rest 3

Slide 13 - Quizvraag

met rekenmachine

27,2 : 3,4 =
A
6,3
B
80
C
8
D
0,8

Slide 14 - Quizvraag

machtsverheffen & wortels
Een kwadraat is het product van twee gelijke getallen

De wortel van een getal is het omgekeerde van het kwadraat.

Slide 15 - Tekstslide

uit het hoofd

8² =
A
16
B
64
C
4
D
2x8

Slide 16 - Quizvraag

uit het hoofd

wortel van 25 =
A
5
B
25
C
2
D
10

Slide 17 - Quizvraag

volgorde van bewerkingen
  • optellen en aftrekken
  • delen
  • vermenigvuldigen
  • machten en wortels

maar wat als in een rekensom deze allemaal voorkomen, welke bereken je dan eerst?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van bewerkingen?
1)
2)
3)
4)
Haakjes uitwerken
Machten en wortels -->
X en ÷ -->
+ en - -->

Slide 19 - Sleepvraag

uit het hoofd

8 + 3 × 5 – 9 =

A
44
B
7
C
14
D
10

Slide 20 - Quizvraag

Afronden

Slide 21 - Tekstslide

In 2014 bezochten ruim .......
internationale bezoekers ons land.

Rond het aantal bezoekers af op miljoenen.
In 2014 bezochten 14 236 548
internationale bezoekers ons land.

Slide 22 - Tekstslide

Afrondregel

Slide 23 - Tekstslide

Rond 3,245 af op twee decimalen


Slide 24 - Tekstslide

Rond 3,245 af op twee decimalen

1. Waar moet ik op afronden?
    3,245
2. Wat is het volgende getal?
     3,245
3. Afronden
    3,25


Slide 25 - Tekstslide

Rond 1,637 af op 2 decimalen.

A
1,64
B
1,63
C
1,6
D
1,7

Slide 26 - Quizvraag

Rond af op twee cijfers na de komma.
5,899198
A
5,9
B
5,80
C
5,90
D
5,89

Slide 27 - Quizvraag

Rond
5,579 af op één decimaal
A
5,5
B
5,6
C
5,55
D
5,7

Slide 28 - Quizvraag

293 542
Rond af op honderdtallen.
A
293500
B
293540
C
293400
D
294000

Slide 29 - Quizvraag

Rond af op tientallen:
5 879 198

A
5 879 200
B
5 879 100
C
5 880 000
D
5 879 190

Slide 30 - Quizvraag

Verstandig afronden

Je kunt niet altijd volgens de regels afronden.
Afhankelijk van de situatie moet je soms op een andere manier afronden.


Voorbeeld
Bram heeft 120 wandtegels nodig voor zijn badkamer.
Deze tegels worden verkocht in pakken van 7 tegels.
Hoeveel pakken moet Johan kopen?


Slide 31 - Tekstslide

Verstandig afronden

Bram heeft 120 wandtegels nodig voor zijn badkamer.
Deze tegels worden verkocht in pakken van 7 tegels.
Hoeveel pakken moet Johan kopen?

120 : 7 = 17,1     
Bram moet 18 pakken wandtegels kopen.

Slide 32 - Tekstslide

Honderdvijfenvijftig studenten gaan met touringcars naar Praag. Hoeveel touringcars moet de school bestellen?

touringcar
met 54 zitplaatsen

Slide 33 - Woordweb

Verstandig afronden
155 : 54 = 2,87037037
De school moet 3 touringcars bestellen.



touringcar
met 54 zitplaatsen

Slide 34 - Tekstslide

Nu zelf aan de slag in je licentie.
Wil je extra uitleg?
A
Makkelijk onderwerp, ik ga zelfstandig aan de slag.
B
Moeilijk onderwerp, maar ik eerst zelfstandig aan de slag.
C
Moeilijk onderwerp, ik wil graag extra uitleg.

Slide 35 - Quizvraag

Nu zelf aan de slag in je licentie
• Basisvaardigheid 8 Delen: opdracht 2 en 5
• Basisvaardigheid 11 Machtsverheffen en wortels: 1 t/m 5
• Basisvaardigheid 12 Volgorde van bewerkingen: 1 t/m 5
• Basisvaardigheid 13 Afronden: 1 t/m 5
• Basisvaardigheid 14 Verstandig afronden: 1 t/m 5

Slide 36 - Tekstslide