PTN 2kgt Grammatica ZD §6 lijdend voorwerp

Op je boek op baldzijde 208-209
Log  alvast in op LessonUp
§4: Samengestelde zinnen
§6: Lijdend voorwerp

Voordat we beginnen:
WELKOM 2KC
GRAMMATICA
ZINSDELEN
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Op je boek op baldzijde 208-209
Log  alvast in op LessonUp
§4: Samengestelde zinnen
§6: Lijdend voorwerp

Voordat we beginnen:
WELKOM 2KC
GRAMMATICA
ZINSDELEN

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
  • Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen herkennen.

  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde
    en het lijdend voorwerp in een zin vinden.

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:

  • De planning doornemen;
  • het huiswerk nakijken in LessonUp;
  • korte herhaling lijdend voorwerp
  • de opdrachten van paragraaf 6: lijdend voorwerp afmaken;
  • gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze week: 
vandaag 17 april:
paragraaf 6 uitleg en maken

Volgende week:
dinsdag 23 april:
Oefenen voor het SO (trainen, mixopdrachten, oefentoets..

woensdag  24 april:
SO Grammatica zindelen.




De planning

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2
1. a – b – d – e  zijn samengestelde zinnen
2.
a Mijn mobiel is gevallen, terwijl ik op de fiets zat.
b De aardappel is typisch Nederlands, maar komt oorspronkelijk uit Mexico.
c Yolan doet kaas en appelstroop op haar brood.
d Nadat Josephine van de rekstok gevallen was, werd de ambulance gebeld.
e Ik heb mijn kamer maar eens opgeruimd, dus nu ziet alles er weer netjes uit.
f Vijfhonderd jaar geleden hadden bijna alle steden een stadsmuur ter verdediging

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3
1. 2 – 4 – 7  zijn samengestelde zinnen
2.


Noodgevalletje ijstaart
1 Een piloot in Canada moet voor de rechter verschijnen. 2 Hij landde met zijn helikopter in de Canadese plaats Tisdale, zodat een passagier een ijstaart kon kopen. 3 Hij parkeerde zijn helikopter op een lege parkeerplaats in de buurt van een supermarkt. 4 Omwonenden dachten eerst aan een noodgeval, omdat de helikopter dezelfde rode kleur had als een traumahelikopter. 5 Later zagen ze echter een van de passagiers naar de helikopter lopen met een ijstaart. 6 De Canadese politie deed onderzoek naar de zaak. 7 De piloot zette de helikopter niet aan de grond vanwege een noodgeval, maar hij landde op een illegale plaats. 8 Hij verschijnt volgende maand voor de rechter.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4




1 Toen we vanmorgen naar school fietsten, werden we gecontroleerd door de politie.
→ A – B – C
2 Op dit sportpark wordt gevoetbald, maar vroeger werd hier gerugbyd.
→ A – B
3 Janine werd geïnterviewd over haar ervaringen met het  huiswerkinstituut.
→ D



A = In de zin staan twee persoonsvormen.
B = De zin is een samengestelde zin.
C = Het voegwoord staat vooraan in de tekst.
D = In de zin staat geen voegwoord

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 4




4 We hadden nog even gepoold, nadat we naar de bioscoop waren geweest.
→ A – B
5 Gaan we Job samen een cadeau geven voor zijn verjaardag?
→ D
6 Terwijl wij nog aan het juichen waren, scoorden de tegenstanders een tegendoelpunt.
→ A – B - C


A = In de zin staan twee persoonsvormen.
B = De zin is een samengestelde zin.
C = Het voegwoord staat vooraan in de tekst.
D = In de zin staat geen voegwoord

Slide 9 - Tekstslide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 10 - Tekstslide

De vrachtwagen schampte gisteravond een paaltje.
Benoem het zinsdeel *schampte*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 11 - Sleepvraag

Tijdens de wiskundeles / heeft / Jolanda / drie sudoku’s / opgelost.
Benoem het zinsdeel *Jolanda*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 12 - Sleepvraag

Wil / jij / overmorgen / mijn krantenwijk / voor een keer / overnemen?
Benoem het zinsdeel *wil overnemen*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 13 - Sleepvraag

Giraffen / kunnen / met hun tong / hun oor / leeglikken.
Benoem het zinsdeel *hun oor*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 14 - Sleepvraag

§6 Lijdend voorwerp
blz. 212-213

Slide 15 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp (LV)
Zo vind je het lijdend voorwerp:

1. Zoek de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
3. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + onderwerp?
Norah / heeft / een warme winterjas / gekocht.
''Wat heeft Norah gekocht?''
Een warme winterjas.
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan aan wie/wat iets 'overkomt' of 'ondergaat'

Slide 16 - Tekstslide

Uitlegfilmpje!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren

Slide 19 - Quizvraag

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt

Slide 20 - Quizvraag

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 21 - Open vraag

''Afgelopen weekend heb ik mijn slaapkamer opgeruimd.''

Noteer de vraag die je stelt om het lijdend voorwerp te vinden.
Noteer ook het antwoord op deze vraag.

Slide 22 - Open vraag

''Coca-Cola heeft een nieuwe colasmaak ontwikkeld.''

Noteer de vraag die je stelt om het lijdend voorwerp te vinden.
Noteer ook het antwoord op deze vraag.

Slide 23 - Open vraag

Ontleed de zin in de volgende volgorde: pv, zinsdeelstrepen, ow, wg, lv.
Let op: niet ieder zinsdeel hoeft in de zin te zinnen.

''Alle tweede klassen hebben een extra lesuur gekregen.''
timer
4:00

Slide 24 - Open vraag

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp.

1. De docent heeft in het weekend de toetsen nagekeken.
PV =                                                          OW = 
WG =                                                            LV =
2. De voetbalclub Bayer Leverkusen kon dit weekend kampioen worden.
PV =                                                            OW =
WG =                                                             LV =
Twee zinnen ontleden
timer
4:00

Slide 25 - Tekstslide

Wat?
Cursus 5 Grammatica zinsdelen, §6: Lijdend voorwerp. Opdracht 1 t/m 6 (blz. 212-213).
Hoe?
Zelfstandig. Maak de opdrachten in je boek en schrift
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Tien minuten. 
Klaar?
Oefen verder in de online trainer met paragraaf 
2, 4 of 6 (kies zelf welk zinsdeel je nog lastig vindt).
of begin aan de mixopdrachten- > paragraaf 8.
Oefenen (huiswerkopdrachten)
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

  • Je kunt de persoonsvormen in samengestelde zinnen herkennen.
  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde
    en het lijdend voorwerp in een zin vinden.
Lesdoelen

Slide 27 - Tekstslide

Wanneer kun je de vraagproef niet gebruiken om de persoonsvorm te vinden?

Slide 28 - Open vraag

Leg in eigen woorden uit wat een lijdend voorwerp is.

Slide 29 - Open vraag

Vanavond zal Jorrit de spelregels van Monopoly uitleggen.
Benoem het zinsdeel *zal uitleggen*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 30 - Sleepvraag

Vanavond / zal / Jorrit / de spelregels van Monopoly / uitleggen.
Benoem het zinsdeel *Jorrit*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 31 - Sleepvraag

Vanavond zal Jorrit de spelregels van Monopoly uitleggen.
Benoem het zinsdeel *de spelregels van Monopoly*.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp

Slide 32 - Sleepvraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 33 - Tekstslide