Hoofdstuk 7 Genotsmiddelen

Mens en gezondheid
Hoofdstuk 7 
Genotsmiddelen

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mens en gezondheid
Hoofdstuk 7 
Genotsmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN
Aan het einde van de les kan je:
  • verschillende genotmiddelen benoemen;
  • verschil tussen soft- en harddrugs uitleggen;
Aan het einde van de les weet je:
  • Wat een verslaving is;
  • het verschil tussen stimulerende en verdovende werking;
  • Wat een verslaving aan gamen en gokken inhoudt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke genotsmiddelenken je?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Middelen die je geest of lichaam stimuleren 


Alcohol
Drugs
Nicotine
Cafeïne

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk effect hebben genotsmiddelen?
A
Ze veranderen je gevoel, stemming en manier van denken.
B
Ze verbeteren fysieke prestaties
C
Ze versterken je zintuigen
D
Ze verbeteren psychische prestaties

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen stimulerende en verdovende middelen?
A
Stimulerende middelen verlagen je energieniveau, terwijl verdovende middelen je actiever maken.
B
Stimulerende middelen verhogen je energieniveau en alertheid, terwijl verdovende middelen je rustiger maken en pijn verminderen.
C
Stimulerende middelen verlagen je hartslag, terwijl verdovende middelen je alertheid verhogen.
D
Stimulerende middelen verminderen je bewustzijn, terwijl verdovende middelen je energie vergroten.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk van de volgende opties beschrijft een kenmerk van psychische afhankelijkheid?
A
Het lichaam vraagt steeds meer van het middel om hetzelfde effect te bereiken.
B
Het niet kunnen stoppen met het middel gebruiken, ondanks negatieve gevolgen.
C
Het optreden van lichamelijke ontwenningsverschijnselen bij het stoppen.
D
Het verminderen van controle over motorische vaardigheden door het middel.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

welke invloed heeft roken op je uiterlijk? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Je tanden worden geler en je krijgt sneller gaatjes
B
Je groeit minder snel
C
Je haren worden dunner
D
Je nagels breken eerder.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koolmonoxide bij roken zorgt voor...
A
Het verhoogt het zuurstofgehalte in je bloed.
B
Het vergroot de longcapaciteit en ademhaling.
C
Het vermindert het zuurstoftransport in je lichaam, wat je conditie verslechtert.
D
Het verbetert de bloedsomloop en spierfunctie.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Passief roken of meeroken is
A
om de beurt een trekje van de sigaret nemen
B
tegelijk een sigaret opsteken
C
de rook inademen van een roker

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Bij opdracht 7.07
Wat is een van de effecten van het gebruik van lachgas?
A
Verhoogde alertheid en concentratie.
B
Euforie en een gevoel van ontspanning.
C
Verbeterde fysieke prestaties.
D
Versterking van het geheugen.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de risico's van het gebruik van lachgas?
A
Verbeterde concentratie en helderheid van geest.
B
Langdurige fysieke verslaving.
C
Verhoogde kans op ernstige brandwonden.
D
Geheugenverlies en verwardheid.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

DRUGS 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SOFTDRUGS
  • Minder gevaarlijk 
  • Mag worden verkocht in NL
  • Het mag  

Voorbeeld
  1. Hasj
  2. Wiet
  3. Slaapmiddelen 
HARDDRUGS
  • Gevaarlijk
  • Verboden om te verkopen
  • Strafbaar 

Voorbeeld
  1. XTC
  2. GHB
  3. Heroine
  4. Cocaine 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERDOVEND
  • Kalmerend werkking
  • Ademhaling en hartslag gaan omlaag 
Voorbeeld 
  • Heroïne
  • GHB
  • Alcohol 
  • Slaapmiddelen
  • Morfine 

we noemen deze: DOWNERS

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

STIMULEREND
  • Je hartslag gaat omhoog
  • Je wordt Actiever
  • Spieren spannen zich aan
  • Bloeddruk gaat omhoog 
Voorbeeld 
  • Cocaïne
  • Amfetamine 
  • Tabak
  • Koffie
  • XTC

We noemen dit UPPERS

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERANDERING van bewustzijn 
  • Je raakt in de war
  • Je ziet dingen anders. 
  • je voelt anders.
Voorbeeld 
  • LDS
  • Hasj
  • Wiet
  • Paddo's 


We noemen deze TRIPPERS

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LONGSCHADE
VERSLAVING
HART EN VAAT ZIEKTEN
TOXISCHE STOFFEN
ONTWIKKELINGSRISICO'S

Slide 21 - Tekstslide

Gevaren van vapen en roken :
Verslaving: Nicotine in zowel vapes als sigaretten is zeer verslavend.
Longschade: Roken veroorzaakt longkanker en COPD; vapen kan longontstekingen en ademhalingsproblemen veroorzaken.
Hartziekten: Zowel roken als vapen verhogen het risico op hart- en vaatziekten.
Toxische stoffen: Roken bevat teer en koolmonoxide; vapen bevat schadelijke chemicaliën en soms metalen.
Ontwikkelingsrisico's: Nicotinegebruik kan de hersenontwikkeling bij jongeren verstoren.
Wat is het belangrijkste verschil tussen hard- en softdrugs?
A
Harddrugs zijn legaal, terwijl softdrugs illegaal zijn.
B
Softdrugs worden sneller verslavend dan harddrugs.
C
Softdrugs hebben geen invloed op de gezondheid, terwijl harddrugs dat wel hebben.
D
arddrugs hebben een hoger verslavingsrisico en schadelijker effect op de gezondheid dan softdrugs.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is hallucineren?
A
Dingen zien of horen die er niet zijn
B
Veel praten
C
Diep nadenken
D
Het kweken van wiet

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hard drugs
softdrugs
wiet
lsd
alcohol
heroine
cocaïne
lachgas
xtc
 benzodiazepinen
paddo's

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na hoeveel tijd bereikt de alcohol de hersenen?
A
5 minuten
B
20 minuten
C
10 minuten
D
2 minuut

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alcohol is..
A
Alleen geestelijk verslavend
B
Niet verslavend
C
Alleen lichamelijk verslavend
D
Zowel geestelijk als lichamelijk verslavend

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoelang duurt het totdat je lichaam 1 glas alcohol afbreek?
A
30 minuten
B
10 minuten
C
ongeveer anderhalf uur
D
ongeveer 3 uur

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als je alcohol in verkeerde glas schenkt?
A
Je krijgt meer snel alcohol binnen
B
Er gebeurt niks
C
Je krijgt minder snel alcohol binnen
D
Je krijgt binnen 2 minuut een kater

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem verschillende genotmiddelen.
Wat is het verschil tussen soft- en harddrugs ?
Wat is een verslaving?
Wat is het verschil tussen stimulerende en verdovende 
Middelen?
Wat zijn risico's van een gameverslaving?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

STEMMINGSWISSELINGEN
VERSLAVING
EFFECT ZENUWSTELSEL
GEZONDHEIDSRISICO
GEDRAGSVERANDERING
VERMINDERDE OORDEELSVORMING
AFHANKELIJKHEID
GEHEUGEN EN CONCENTRATIE PROBLEMEN
SOCIALE PROBLEMEN
PSYCHISCHE PROBLEMEN

Slide 32 - Tekstslide

Verandering in stemming: Drugs kunnen emoties en stemming sterk beïnvloeden, van euforie tot depressie.
Verslaving: Zowel fysiek als psychisch, afhankelijk van het type drug.
Effect op het zenuwstelsel: Sommige drugs stimuleren, terwijl andere verdoven of hallucinaties veroorzaken.
Gezondheidsrisico's: Verhoogde kans op hart- en longproblemen, hersenschade, leveraandoeningen, en infecties.
Gedragsverandering: Drugs kunnen leiden tot impulsief, gewelddadig of risicovol gedrag.
Verminderd oordeelsvermogen: Beslissingen kunnen irrationeel en gevaarlijk worden.
Lichamelijke afhankelijkheid: Het lichaam kan wennen aan de aanwezigheid van een stof, wat ontwenningsverschijnselen kan veroorzaken bij stoppen.
Geheugen- en concentratieproblemen: Langdurig gebruik kan het cognitieve vermogen negatief beïnvloeden.
Sociale problemen: Problemen met werk, relaties en financiën kunnen ontstaan door drugsgebruik.
Psychische stoornissen: Gebruik van sommige middelen kan leiden tot angst, paranoia of psychoses.

Slide 33 - Video

Bij opdracht 7.07