Maandag 15 februari 2021 middag

Maandag 15 februari
Schrijven
Briefje schrijven naar een vriend/vriendin.
Een formulier invullen.

Grammatica
Bezittelijk voornaamwoord/persoonlijk voornaamwoord

Pauze

Luisteren
Welk nummer hoor je?
Woorden-bingo

Begrijpend lezen
Lees de tekst en maak de vragen.














1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Maandag 15 februari
Schrijven
Briefje schrijven naar een vriend/vriendin.
Een formulier invullen.

Grammatica
Bezittelijk voornaamwoord/persoonlijk voornaamwoord

Pauze

Luisteren
Welk nummer hoor je?
Woorden-bingo

Begrijpend lezen
Lees de tekst en maak de vragen.














Slide 1 - Tekstslide

Schrijven 1
Je bent een afspraak vergeten met je beste vriendin/vriend.
Die is daarom nu een beetje boos op jou. Stuur haar/hem een bericht. Leg uit:

• waarom je een bericht stuurt
• waarom je niet op de afspraak bent gekomen;
• wat je gaat doen om het goed te maken 

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven 2
Je zoekt werk voor in het weekend. Je hebt vacatures gezien bij de McDonalds, de Lidl en de Sportwinkel.
Kies waar je wilt gaan solliciteren. Vul daarna het sollicitatieformulier in. Hierin schrijf je:
• je persoonlijke gegevens
• twee redenen waarom je graag daar wilt werken (je motivatie)
• twee redenen waarom je denkt dat je dat goed kan (je kwaliteiten)
• een goede afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica

Slide 4 - Tekstslide

Pauze
Korte pauze!


timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Luisteren 1
Je ziet hier woorden. Bij elk 'woord' hoort een nummer. Luister naar de docent. Welk woord hoor je? Schrijf het nummer op wat bij dat woord hoort. 

Slide 6 - Tekstslide


Klik hier!
A
4-9-8-5-10
B
5-4-8-10-9-8
C
4-5-8-9-10
D
10-8-9-5-4

Slide 7 - Quizvraag


klik hier!
A
8-3-2-1-2
B
2-3-8-2-1
C
2-2-1-3-8
D
1-2-2-3-8

Slide 8 - Quizvraag


Klik hier!
A
5-3-1-7-0
B
1-3-5-7-0
C
3-1-0-7-5
D
0-1-3-5-7

Slide 9 - Quizvraag


Klik hier!
A
4-6-2-1-3
B
1-4-6-2-3
C
3-2-1-6-4
D
6-4-2-3-1

Slide 10 - Quizvraag


Klik hier!
A
7-9-5-8-0
B
5-8-9-7-0
C
9-7-0-5-8
D
0-8-7-9-5

Slide 11 - Quizvraag

Luisteren 2
Op het bord staan 20 woorden. Kies 10 woorden en schrijf deze op het papier.
De docent leest een tekst voor. Hoor je jouw woord? Streep het woord weg. 
Heb je al je woorden gestreept? BINGO!
Leestekst: Naar school gaan

Slide 12 - Tekstslide

Woorden-bingo
Kies 10 woorden en schrijf ze op je papier.
gezellig
kamer
schoolplein
deur
beroemd
stil
klas
rugzak
potlood
school
begonnen
lerares
baas
klasgenoot
stoel
tekenen
huiswerk
schoolvakken
bordje
vriendin

Slide 13 - Tekstslide

Begrijpend lezen
  • lees de tekst;
  • zijn er moeilijke woorden?
  • maak de vragen. 

Slide 14 - Tekstslide

Tekst 1 Naar school gaan
Moeilijke woorden?

Slide 15 - Woordweb

Welke les geeft Piet?
A
Nederlands
B
Kunst
C
Engels
D
Wiskunde

Slide 16 - Quizvraag

Wie zijn de vrienden van Soraya?
A
Piet, Willeke en Samir
B
David, Soraya en Mieke
C
Willeke, Samir en David
D
David, Mieke en Piet

Slide 17 - Quizvraag

Welk vak vindt David leuk?

Slide 18 - Open vraag

Wat is het beroep van Mieke?
A
Kunstenaar
B
Leraar wiskunde
C
Leraar Engels
D
Directeur

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de naam van de directeur?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Tekst 2 Zo ziet mijn kamer eruit
Moeilijke woorden?

Slide 22 - Woordweb

Wat geeft Rosalie als reden voor haar grote kamer?
A
Haar ouders zijn rijk.
B
Ze woont in Friesland.
C
Ze geeft hier geen reden voor.
D
Er is veel ruimte in haar omgeving dus zijn de huizen groot.

Slide 23 - Quizvraag

Waarom is de kledingkast van Rosalie zo groot?
A
Haar ouders hebben deze voor haar gekocht.
B
Ze houdt enorm veel van kleding kopen.
C
Ze vindt de kast gewoon mooi.

Slide 24 - Quizvraag

Waarom wil Rosalie later dierenarts worden?
A
Ze heeft zelf veel dieren en wil later andere dieren kunnen helpen
B
Ze geeft hier geen reden voor
C
Ze houdt enorm veel van dieren.
D
Het lijkt haar leuk om veel katten te kunnen knuffelen.

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel mensen wonen in het dorp van Rosalie?
A
Dat zegt ze niet.
B
Een paar honderd mensen.
C
Een paar duizend mensen.
D
Dar weet Rosalie niet precies.

Slide 26 - Quizvraag