Hoofdstuk 4 een eigen bedrijf (les 1)

Hoofdstuk 4: een eigen bedrijf
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: een eigen bedrijf

Slide 1 - Tekstslide

Doelstellingen
  • Beroepen noemen die in loondienst en als zelfstandige worden uitgeoefend 

  • Voor- en nadelen noemen van werken als zelfstandig ondernemer ·

  • Berekeningen maken met de begrippen nettowinst, brutowinst, omzet, inkoopwaarde van de omzet en bedrijfskosten

Slide 2 - Tekstslide

Wat zou jij kiezen?
Werknemer
Zelfstandige

Slide 3 - Poll

Wat zijn de voordelen van een zelfstandige?

Slide 4 - Woordweb

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 4.1
Maken: 4.1 , 4.2 , 4.3


Klaar?:
Nakijken: vraag 4.1 t/m 4.3

rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Hfd 4 Een eigen bedrijf
verkoopprijs x afzet       =                  omzet
inkoopprijs x afzet                =     inkoopwaarde    -
                                                       -------------------
                                               =      brutowinst
                                                            - alle bedrijfskosten
                                                      --------------------
                                                =         nettowinst

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden van bedrijfskosten

Slide 7 - Woordweb

Slide 8 - Video

de nettowinst + bedrijfskosten
is gelijk aan de...
A
omzet
B
brutowinst
C
inkoopwaarde
D
afzet

Slide 9 - Quizvraag

de huur en elektriciteitsrekening
van een bedrijf
zijn een voorbeeld van..
A
brutowinst
B
omzet
C
extra kosten
D
bedrijfskosten

Slide 10 - Quizvraag

de omzet bereken je door..
A
inkoopprijs x afzet
B
inkoopwaarde+ bedrijfskosten
C
verkoopprijs x afzet
D
nettowinst+ inkoopwaarde

Slide 11 - Quizvraag

de omzet is gelijk aan..
A
de nettowinst, bedrijfskosten en inkoopwaarde
B
nettowinst en inkoopwaarde
C
brutowinst en bedrijfskosten
D
brutowinst en nettowinst

Slide 12 - Quizvraag

hoeveel is de nettowinst?

Slide 13 - Tekstslide

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 4.2
Maken: 4.4 , 4.5 , 4.6 , 4.7 , 4.8


Klaar?:
Nakijken: vraag 4.4 t/m 4.8

rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Link

Financieel plan
brutowinstmarge= brutowinst/ omzet x 100%
nettowinstmarge = nettowinst/ omzet x 100%

oftewel

hoeveel (bruto/netto) eurocent winst verdien ik 
per euro omzet? 

Slide 17 - Tekstslide

Maken: 4.13 t/m 4.17
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

Marketingplan
-> SWOT-analyse 
(sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen 
voor de onderneming)

->  Marketingmix; de 4 P's
(product, prijs, promotie, plaats)

Slide 19 - Tekstslide

SWOT- analyse

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht: Maak een SWOT-analyse van je favoriete bedrijf/ merk

Slide 23 - Tekstslide

Maken 4.18 t/m 4.23
vwo; ook maken bouwsteen 4.1 op blz 60
timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide