le passé composé avec 'avoir'

Présent ou Passé composé?
On fait un petit quiz!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Présent ou Passé composé?
On fait un petit quiz!

Slide 1 - Tekstslide

Passé composé
Présent
J'ai mangé
il parle
Ils ont acheté
je téléphone
vous avez dansé
nous écoutons
vous regardez
Ahmed a marché
nous avons trouvé
on cherche
Babette donne
tu as raconté

Slide 2 - Sleepvraag

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 3 - Quizvraag

Ma mère demande
A
présent
B
passé composé

Slide 4 - Quizvraag

Le passé composé


De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:
ik heb gekeken          j'ai regardé
jij hebt gekeken        tu as regardé
Ik ben gevallen          Je suis tombé     
Hij is gegaan              il est allé
Mais.. Comment ça se fait, le passé composé?

Slide 5 - Tekstslide

 Le passé composé avec avoir
Hulpwerkwoord                 +          voltooid deelwoord: 
                                                                     stap 1: stam = heel ww - er

                
                                                                     stap 2: stam +  é



avoir
j'ai 
tu as 
il / elle / on a
nous avons
vous avez
ils / elles ont
march
marché
Exemple: 
Il a marché

Slide 6 - Tekstslide

Je regarde la télé.
Au Passé Composé...=
A
Je regardé la télé.
B
J'ai regarde la télé.
C
J'ai regardé la télé.
D
Je suis regardé la télé.

Slide 7 - Quizvraag

Attention!!! (Let op!!)
De volgende voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:




Het hulpwerkwoord blijft wel avoir. 
Bijv: Ik heb een cadeau gehad = J'ai eu un cadeau
avoir =  eu 
être = été 
faire = fait
prendre= pris

Slide 8 - Tekstslide

J'ai fait du sport
J'ai fait du tennis 
PASSÉ COMPOSÉ
Passé composé = hulpwerkwoord + voltooid deelwoord

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?

Slide 10 - Quizvraag


Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord = voltooid tegenwoordige tijd










Let op! Het voltooid deelwoord van een werkwoord op -er eindigt altijd op .
      
Hulpwerkwoord 

voltooid deelwoord

voltooid tegenwoordige tijd
J'ai
J'ai

J'ai
Tu as
écouter > écouté 
parler > parlé

avoir > eu
prendre > pris
J'ai écouté
J'ai parlé

J'ai eu
Tu as pris

Slide 11 - Tekstslide

Je dansé.
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quizvraag

Waarom is "Je dansé" fout?
Wat ontbreekt er?

Slide 13 - Open vraag

Elle_________ (danser) avec sa soeur.
A
dansé
B
a dansé
C
avez danser
D
ai dansé

Slide 14 - Quizvraag

Hij heeft gepraat
A
Nous avons parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Il a parlé

Slide 15 - Quizvraag

J'ai parlé
timer
0:05
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quizvraag

Tu (écouter) in de passé composé:
A
Tu as écouté
B
Tu écouté
C
Tu ont écouté
D
Tu a écouté

Slide 17 - Quizvraag

La négation et le passé composé

Slide 18 - Tekstslide

comment ça marche?
regardez la vidéo

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Faire: exercices B, C, D, E

Slide 21 - Tekstslide

Les devoirs (pour la semaine prochaine, mardi le 28 septembre): 
Faire: exercices B, C, D, E (du supplément, Chapitre 1)
Apprendre: Voca 1-1, 1-2, 1-3 (Quizlet)

Slide 22 - Tekstslide

Grammaire
Passé composé
avoir

Slide 23 - Tekstslide

Wij hebben gezongen

Slide 24 - Open vraag

Zij heeft gedanst

Slide 25 - Open vraag

le passé composé
1. Gebruik een vorm van AVOIR
2. Zet het voltooid deelwoord.

+
J'ai
Tu as
Il/elle/on a
nous avons
vous avez
Ils/Elles ont

Parler = praten
Parl = stam
Parl + é = voltooid deelwoord

Slide 26 - Tekstslide

J' ... .... (aimer) la natation.

Slide 27 - Open vraag

Ik heb gegeten

Slide 28 - Open vraag

Il ... .... (chanter).

Slide 29 - Open vraag

Vous ... .... (parler) de quoi?

Slide 30 - Open vraag