5.2.1 Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met behulp van de vormingswarmte.
5.2.2 Je kunt het rendement als percentage van de theoretische opbrengst gebruiken in berekeningen aan energieomzettingen.
Slide 3 - Tekstslide
Vormingswarmte (Ev)
Vormingswarmte (Ev) is de energie die vrijkomt of nodig is bij het vormen van 1 mol van een verbinding uit de elementen.
Eenheid: Joule per mol (J mol⁻¹).
Vormingswarmte van elementen (niet-ontleedbare stoffen) is per definitie 0 J mol⁻¹.
Slide 4 - Tekstslide
Vormingswarmte (Ev)
voorbeeld: vorming van NaCl
Reactievergelijking: Na(s) + ½ Cl₂(g) → NaCl(s).
Ev = −4,11∙10⁵ J mol⁻¹ (negatief, dus exotherm).
Exotherme reactie: energie komt vrij, beginstoffen hebben een hoger energieniveau dan de producten.
Slide 5 - Tekstslide
Vormingswarmte (Ev)
voorbeeld: vorming van NaCl
Reactievergelijking: Na(s) + ½ Cl₂(g) → NaCl(s).
Ev = −4,11∙10⁵ J mol⁻¹ (negatief, dus exotherm).
Exotherme reactie: energie komt vrij, beginstoffen hebben een hoger energieniveau dan de producten.
Omgekeerde reactie: Ontleding van NaCl
Reactie: NaCl(s) → Na(s) + ½ Cl₂(g).
Endotherme reactie: energie moet worden toegevoegd.
Wet van behoud van energie: benodigde energie = vrijgekomen energie bij vorming. Ev = +4,11∙10⁵ J mol⁻¹
Slide 6 - Tekstslide
vorming van NaCl ontleding van NaCl
Slide 7 - Tekstslide
Vormingswarmte (Ev) in binas
Binas tabel 57A: vormingswarmten van anorganische stoffen.
Binas tabel 57B: vormingswarmten van organische stoffen.
Meeste vormingswarmten zijn negatief (exotherm), maar sommige zijn positief (endotherm), zoals: NO₂(g), HI(g), C₂H₄(g).
Slide 8 - Tekstslide
Vormingswarmte (Ev)
Elementen
Elementen en verschillende vormen
Elementen bestaan uit één atoomsoort (zie Binas tabel 40A).
Vormingswarmte van elementen (niet-ontleedbare stoffen) is per definitie 0 J mol⁻¹.
uitzondering!! Sommige elementen hebben verschillende vormen (bijv. koolstof: grafiet en diamant). (voetnoot 57A)
C (s) grafiet → C (s) diamant: vereist 0,019∙10⁵ J mol⁻¹ energie.
Slide 9 - Tekstslide
Vormingswarmte (Ev)
Fasen
Verschil tussen vloeibaar en gasvormig water (57A)
H₂O(l): Ev = −2,86∙10⁵ J mol⁻¹.
H₂O(g): Ev = −2,42∙10⁵ J mol⁻¹.
Minder energie komt vrij bij de vorming van H₂O(g) dan H₂O(l) → extra energie nodig voor verdamping.
Bij berekeningen: let op of water als vloeistof of gas vrijkomt.
Slide 10 - Tekstslide
Reactiewarmte ΔE berekenen
ΔE = Ev(reactieproducten) − Ev(beginstoffen).
Belang van coëfficiënten in de reactievergelijking: Vormingswarmte moet worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt uit de reactievergelijking.
Voorbeeld: als er 2 H₂O(l) in de vergelijking staat, moet Ev(H₂O(l)) × 2 worden genomen.
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeldopdracht 1
Bereken de reactiewarmte voor de verbranding van diwaterstofsulfide, H2S(g), in J mol−1. Er komt waterdamp, H2O(g), en zwaveldioxide, SO2(g), vrij. Geef ook aan of de reactie endotherm of exotherm is.
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeldopdracht 2
Voor een andere manier... bekijk dan voorbeeldopracht 2
Slide 13 - Tekstslide
Nakijken: 1, 3, 4 en 7 (blz 84)
Slide 14 - Tekstslide
1
a) Vormingswarmte is de energie die nodig is of vrijkomt bij de vorming van één mol stof uit de elementen (niet-ontleedbare stoffen).
b) De vormingswarmte gaat over de energie voor de vorming van een stof uit de elementen. Een niet-ontleedbare stof is al een element. Het energieniveau zal daarom niet veranderen en is dus per definitie nul.
c) −3,62∙105 J mol−1
d) Het is een exotherm proces. Er staat immers een minteken (−) voor de waarde.
Slide 15 - Tekstslide
1
e) Als element wordt witte fosfor gebruikt. De vormingswarmte van rode fosfor is dan niet nul, want de uitgangsstof is witte fosfor.
f) Eerst moet de activeringsenergie worden overwonnen voordat de reactie kan plaatsvinden. Deze activeringsenergie zal bij kamertemperatuur niet worden bereikt.
Slide 16 - Tekstslide
3
a) 2 H2(g) + O2(g) → 2 H2O(l)
b) De verbranding van waterstofgas is dezelfde reactie als de vormingsreactie van water. Bij kamertemperatuur is water vloeibaar. Vandaar dat de vormingswarmte van vloeibaar water wordt gebruikt. Binas tabel 57A: De vormingswarmte van vloeibaar water is −2,86∙105 J mol−1. Per mol waterstof ontstaat 1 mol water. Er komt per mol waterstof 2,86∙105 J aan energie vrij.
5.2.1 Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met behulp van de vormingswarmte.
5.2.2 Je kunt het rendement als percentage van de theoretische opbrengst gebruiken in berekeningen aan energieomzettingen.
Slide 28 - Tekstslide
Verbrandingswarmte
Verbranding is een reactie van een brandstof met zuurstof.
Verbrandingswarmte = reactiewarmte van een verbrandingsreactie.
Binas tabel 56: bevat verbrandingswarmten van brandstoffen onder standaardomstandigheden. Voor verbrandingsreacties: reactiewarmte direct af te lezen uit Binas tabel 56.
Voor andere reacties: reactiewarmte berekenen met vormingswarmten.
Alle verbrandingsreacties zijn exotherm → verbrandingswarmte altijd negatief.
Slide 29 - Tekstslide
Rendement
Theoretische reactiewarmte ≠ praktische energieopbrengst → energieverlies naar omgeving.
Rendement (η) geeft aan hoeveel energie nuttig wordt gebruikt.
Hoger rendement = efficiënter proces.
Energieverlies is vaak in de vorm van niet nuttig te gebruiken warmte
Slide 30 - Tekstslide
Voorbeeldopdracht
Het rendement van een gasturbine die wordt gebruikt om chemische energie uit aardgas om te zetten in elektrische energie, is 38%.
De elektriciteitscentrale levert 80 MW (80 MJ s−1) aan elektrische energie.
Bereken hoeveel mol aardgas per seconde wordt verbrand. Je mag er bij deze berekening van uitgaan dat aardgas voor 100% uit methaan bestaat.