Les 5.2.2 Reactiewarmte

Les 5.2 Reactiewarmte
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 5.2 Reactiewarmte

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhaling Les 5.2.1 Reactiewarmte
  • Nakijken opgaven 
  • Les 5.2 Reactiewarmte deel 2
  • Maken opgaven

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 5.1
  • 5.2.1 Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met behulp van de vormingswarmte.
  • 5.2.2 Je kunt het rendement als percentage van de theoretische opbrengst gebruiken in berekeningen aan energieomzettingen.

Slide 3 - Tekstslide

Vormingswarmte (Ev)
  • Vormingswarmte (Ev) is de energie die vrijkomt of nodig is bij het vormen van 1 mol van een verbinding uit de elementen.
  • Eenheid: Joule per mol (J mol⁻¹).
  • Vormingswarmte van elementen (niet-ontleedbare stoffen) is per definitie 0 J mol⁻¹.

Slide 4 - Tekstslide

Vormingswarmte (Ev)
voorbeeld: vorming van NaCl
  • Reactievergelijking: Na(s) + ½ Cl₂(g) → NaCl(s).
  • Ev = −4,11∙10⁵ J mol⁻¹ (negatief, dus exotherm).
  • Exotherme reactie: energie komt vrij, beginstoffen hebben een hoger energieniveau dan de producten.

Slide 5 - Tekstslide

Vormingswarmte (Ev)
voorbeeld: vorming van NaCl
  • Reactievergelijking: Na(s) + ½ Cl₂(g) → NaCl(s).
  • Ev = −4,11∙10⁵ J mol⁻¹ (negatief, dus exotherm).
  • Exotherme reactie: energie komt vrij, beginstoffen hebben een hoger energieniveau dan de producten.
Omgekeerde reactie: Ontleding van NaCl
  • Reactie: NaCl(s) → Na(s) + ½ Cl₂(g).
  • Endotherme reactie: energie moet worden toegevoegd.
  • Wet van behoud van energie: benodigde energie = vrijgekomen energie bij vorming. Ev = +4,11∙10⁵ J mol⁻¹

Slide 6 - Tekstslide

vorming van NaCl      ontleding van NaCl

Slide 7 - Tekstslide

Vormingswarmte (Ev) in binas

  • Binas tabel 57A: vormingswarmten van anorganische stoffen.
  • Binas tabel 57B: vormingswarmten van organische stoffen.
  • Meeste vormingswarmten zijn negatief (exotherm), maar sommige zijn positief (endotherm), zoals: NO₂(g), HI(g), C₂H₄(g). 

Slide 8 - Tekstslide

Vormingswarmte (Ev
Elementen
Elementen en verschillende vormen
  • Elementen bestaan uit één atoomsoort (zie Binas tabel 40A).
  • Vormingswarmte van elementen (niet-ontleedbare stoffen) is per definitie 0 J mol⁻¹.
  • uitzondering!! Sommige elementen hebben verschillende vormen (bijv. koolstof: grafiet en diamant). (voetnoot 57A)
  • C (s) grafiet → C (s) diamant: vereist 0,019∙10⁵ J mol⁻¹ energie.

Slide 9 - Tekstslide

Vormingswarmte (Ev
Fasen
Verschil tussen vloeibaar en gasvormig water (57A)
  • H₂O(l): Ev = −2,86∙10⁵ J mol⁻¹.
  • H₂O(g): Ev = −2,42∙10⁵ J mol⁻¹.
  • Minder energie komt vrij bij de vorming van H₂O(g) dan H₂O(l) → extra energie nodig voor verdamping.
  • Bij berekeningen: let op of water als vloeistof of gas vrijkomt.

Slide 10 - Tekstslide

Reactiewarmte ΔE berekenen
  •  ΔE = Ev(reactieproducten) − Ev(beginstoffen).

  • Belang van coëfficiënten in de reactievergelijking: Vormingswarmte moet worden vermenigvuldigd met de coëfficiënt uit de reactievergelijking.
  • Voorbeeld: als er 2 H₂O(l) in de vergelijking staat, moet Ev(H₂O(l)) × 2 worden genomen.

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 1
Bereken de reactiewarmte voor de verbranding van diwaterstofsulfide, H2S(g), in J mol−1. Er komt waterdamp, H2O(g), en zwaveldioxide, SO2(g), vrij. Geef ook aan of de reactie endotherm of exotherm is.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2
Voor een andere manier... bekijk dan voorbeeldopracht 2

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken: 1, 3, 4 en 7 (blz 84)

Slide 14 - Tekstslide

1
  • a) Vormingswarmte is de energie die nodig is of vrijkomt bij de vorming van één mol stof uit de elementen (niet-ontleedbare stoffen).
  • b) De vormingswarmte gaat over de energie voor de vorming van een stof uit de elementen. Een niet-ontleedbare stof is al een element. Het energieniveau zal daarom niet veranderen en is dus per definitie nul.
  • c) −3,62∙105 J mol−1
  • d) Het is een exotherm proces. Er staat immers een minteken (−) voor de waarde.

Slide 15 - Tekstslide

1
  • e) Als element wordt witte fosfor gebruikt. De vormingswarmte van rode fosfor is dan niet nul, want de uitgangsstof is witte fosfor.
  • f) Eerst moet de activeringsenergie worden overwonnen voordat de reactie kan plaatsvinden. Deze activeringsenergie zal bij kamertemperatuur niet worden bereikt.

Slide 16 - Tekstslide

3
  • a) 2 H2(g) + O2(g) → 2 H2O(l)
  • b) De verbranding van waterstofgas is dezelfde reactie als de vormingsreactie van water. Bij kamertemperatuur is water vloeibaar. Vandaar dat de vormingswarmte van vloeibaar water wordt gebruikt. Binas tabel 57A: De vormingswarmte van vloeibaar water is −2,86∙105 J mol−1. Per mol waterstof ontstaat 1 mol water.  Er komt per mol waterstof 2,86∙105 J aan energie vrij.

Slide 17 - Tekstslide

3c

Slide 18 - Tekstslide

4a
  • Reactievergelijking: 2 NO2(g) → N2O4(g)
  • ΔE = Ev(reactieproducten) − Ev(beginstoffen)
  • Ev(NO2) = +0,332∙105 J mol−1        (Binas tabel 57A)
  • Ev(N2O4) = +0,111∙105 J mol−1        (Binas tabel 57A)
  • ΔE = (1 ∙ Ev(N2O4)) − (2 ∙ Ev(NO2))
  • ΔE = (1 × +0,111∙105) − (2 × +0,332∙105) = −0,553∙105 J mol−1 N2O4(g)
  • Het teken voor de reactiewarmte is negatief. Het is dus een exotherme reactie

Slide 19 - Tekstslide

4b
  • Reactievergelijking: 2 KClO3(s) → 2 KCl(s) + 3 O2(g)
  • Ev(KClO3) = −3,98∙105 J mol−1        (Binas tabel 57A)
  • Ev(KCl) = −4,37∙105 J mol−1              (Binas tabel 57A)
  • Ev(O2) = 0 J mol−1                                 (O2 is een element)
  • ΔE = (2 × −4,37∙105+ 3×0)  − (2 × −3,98∙105) =  −0,78∙105 J per 2 mol KClO3
  • Per mol KClO3 is de reactiewarmte dus: −0,78∙105 : 2= −0,39∙105 J mol−1
  • Het teken voor de reactiewarmte is negatief. Dus een exotherme reactie.

Slide 20 - Tekstslide

4c
  • Reactievergelijking: 2 C2H6(g) + 7 O2(g) → 4 CO2(g) + 6 H2O(l)
  • Ev(CO2) = −3,935∙105 J mol−1                (Binas tabel 57A)
  • Ev(H2O) = −2,86∙105 J mol−1                   (Binas tabel 57A)
  • Ev(C2H6) = −0,84∙105 J mol−1              (Binas tabel 57B)
  • Ev(O2) = 0 J mol−1                                       (O2 is een element)

Slide 21 - Tekstslide

4c (vervolg)
  • Reactievergelijking: 2 C2H6(g) + 7 O2(g) → 4 CO2(g) + 6 H2O(l)
  • ΔE = (4 · Ev(CO2) + 6 · Ev(H2O(l))) − (2 · Ev(C2H6) + 7 · Ev(O2))
  • ΔE = (4 × −3,935∙105 + 6 × −2,86∙105) − (2 × −0,84∙105 + 7 × 0)
  • ΔE = −31,22∙105 J per 2 mol ethaan
  • dus: ΔE = −31,22∙105 : 2= −15,61∙105 J mol−1 ethaan
  • Het teken voor de reactiewarmte is negatief. Het is dus een exotherme reactie.

Slide 22 - Tekstslide

4d
  • Reactievergelijking: 8 SO3(g) → S8(s) + 12 O2(g)
  • Ev(S8) = 0 J mol−1                           (S8 is een element)
  • Ev(O2) = 0 J mol−1                            (O2 is een element)
  • Ev(SO3) = −3,96∙105 J mol−1        (Binas tabel 57A)
  • ΔE = (1×0 + 12×0) − (8 × −3,96∙105) = +31,84∙105 J mol−1 S8
  • Het teken voor de reactiewarmte is positief. Het is dus een endotherme reactie.

Slide 23 - Tekstslide

4e
  • Reactievergelijking: 4 FeO(s) + O2(g) → 2 Fe2O3(s)
  • ΔE = Ev(reactieproducten) − Ev(beginstoffen)
  • Ev(Fe2O3) = −8,24∙105 J mol−1              (Binas tabel 57A)
  • Ev(FeO) = −2,72∙105 J mol−1                   (Binas tabel 57A)
  • Ev(O2) = 0 J mol−1                                      (O2 is een element)

Slide 24 - Tekstslide

4e (vervolg)
  • Reactievergelijking: 4 FeO(s) + O2(g) → 2 Fe2O3(s)
  • ΔE = Ev(reactieproducten) − Ev(beginstoffen)
  • ΔE = (2 ∙ Ev(Fe2O3)) − (4 ∙ Ev(FeO) + 1 ∙ Ev(O2))
  • ΔE = (2 × −8,24∙105) − (4 × −2,72∙105 + 1 × 0) = −5,60∙105 J per 4 mol FeO
  • dus: ΔE =−5,60∙105: 4 = −1,40∙105 J mol−1 FeO
  • Het teken voor de reactiewarmte is negatief. Het is dus een exotherme reactie.

Slide 25 - Tekstslide

7
  • a) C6H12O6(aq) → 2 C2H5OH(aq) + 2 CO2(g)
  • b) Koolstofdioxide door kalkwater leiden waarna het kalkwater troebel (melkachtig) wordt.

Slide 26 - Tekstslide

7C
  • Reactievergelijking: C6H12O6(aq) → 2 C2H5OH(aq) + 2 CO2(g)
  • Ev(CO2) = −3,935∙105 J mol−1             (Binas tabel 57A)
  • Ev(C2H5OH) = −2,78∙105 J mol−1         (Binas tabel 57B)
  • Ev(C6H12O6) = −12,61∙105 J mol−1      (Binas tabel 57B)
  • ΔE = (2 × −2,78∙105 + 2 × −3,935∙105) − (1 × −12,61∙105) =                                          −0,82∙105 J mol−1 glucose

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen 5.1
  • 5.2.1 Je kunt de reactiewarmte van een reactie berekenen met behulp van de vormingswarmte.
  • 5.2.2 Je kunt het rendement als percentage van de theoretische opbrengst gebruiken in berekeningen aan energieomzettingen.

Slide 28 - Tekstslide

Verbrandingswarmte
  • Verbranding is een reactie van een brandstof met zuurstof.
  • Verbrandingswarmte = reactiewarmte van een verbrandingsreactie.
  • Binas tabel 56: bevat verbrandingswarmten van brandstoffen onder standaardomstandigheden. Voor verbrandingsreacties: reactiewarmte direct af te lezen uit Binas tabel 56.
  • Voor andere reacties: reactiewarmte berekenen met vormingswarmten.
  • Alle verbrandingsreacties zijn exotherm → verbrandingswarmte altijd negatief.

Slide 29 - Tekstslide

Rendement
  • Theoretische reactiewarmte ≠ praktische energieopbrengst → energieverlies naar omgeving.
  • Rendement (η) geeft aan hoeveel energie nuttig wordt gebruikt.
  • Hoger rendement = efficiënter proces.
  • Energieverlies is vaak in de vorm van niet nuttig te gebruiken warmte

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht
  • Het rendement van een gasturbine die wordt gebruikt om chemische energie uit aardgas om te zetten in elektrische energie, is 38%.
  • De elektriciteitscentrale levert 80 MW (80 MJ s−1) aan elektrische energie.
  • Bereken hoeveel mol aardgas per seconde wordt verbrand. Je mag er bij deze berekening van uitgaan dat aardgas voor 100% uit methaan bestaat.

Slide 31 - Tekstslide

=Maken: 2, 5 en 6

Slide 32 - Tekstslide