Mavo 3 Kapitel 4 pers vnw 3e naamval

MAVO 3 

Grammatik - persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

MAVO 3 

Grammatik - persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

ich
du
er
sie
es

    mir

    dir
   
   ihm

    ihr


   ihm

Slide 3 - Sleepvraag

wir
ihr
sie
Sie

   uns

   euch

  ihnen

  Ihnen

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Voorzetsels 3e naamval
aus - bei -  mit -  nach -  seit -  von -  zu

Na deze voorzetsels komt altijd de 3e naamval!

Slide 6 - Tekstslide

Welke naamval krijgt het onderwerp, meewerkend voorwerp,lijdend voorwerp ?

Slide 7 - Open vraag

Onderwerp/ lijdend voorwerp/ meewerkend voorwerp bepalen
Ik laat de hond uit
1e naamval: wie/ wat + gezegde = IK
3e naamval = aan wie?/voor wie?
4e naamval: wat/ wie + gezegde + onderwerp = De Hond


Slide 8 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in deze zin?
Er schreibt ihr eine E-mail.

Slide 9 - Open vraag

....... (jullie) könnt mir nicht im Stich lassen.
A
ihr
B
euch
C
ihnen
D
wir

Slide 10 - Quizvraag

Das hat er von ...... (haar) bekommen.
A
sie
B
ihr
C
ihm
D
ihn

Slide 11 - Quizvraag

Hast ...... (jij) ihr alles gesagt?
A
du
B
dir
C
sie
D
dich

Slide 12 - Quizvraag

Wollt ihr mit ..... (hen) nach Berlin?
A
sie
B
ihr
C
ihn
D
ihnen

Slide 13 - Quizvraag

Gibst du ...... (ons) die Handtücher?
A
wir
B
ihr
C
uns
D
ihnen

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Welke voorzetsel is geen voorzetsel van de 3e naamval?
A
bei
B
mit
C
zu
D
für

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn de voorzetsels van de 3e naamval?
A
mit nach bei seit von zu aus
B
durch für ohne um bis gegen
C
an auf hinter in gegen um entlang
D
oben ohne unter nix

Slide 17 - Quizvraag

Nog even oefenen...
Er fährt mit.............. (hem) in Urlaub. 
Je ziet het woord 'diesem' staan, dit betekent dat we te maken hebben met de der-Gruppe.
Kijk in het rijtje mannelijk (m) bij de der-Gruppe.
Welke naamval heeft 'mit diesem gut---- Sänger'? 
Mit is een voorzetsels met de 3e naamval.
A
ihn
B
ihm
C
ihr
D
ihnen

Slide 18 - Quizvraag

4/6
Sie ist mit...........(haar) verheiratet. 
Je ziet het woord 'diesem' staan, dit betekent dat we te maken hebben met de der-Gruppe.
Kijk in het rijtje mannelijk (m) bij de der-Gruppe.
Welke naamval heeft 'mit diesem gut---- Sänger'? 
Mit is een voorzetsels met de 3e naamval.
A
ihr
B
sie
C
Sie
D
ihn

Slide 19 - Quizvraag

Welke voorzetsels hebben
een 3e naamval?
A
für-neben
B
von-aus
C
an-über
D
bei-durch

Slide 20 - Quizvraag

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei

Slide 21 - Quizvraag


Ich fahre mit (hem)...........in der Straßenbahn.
A
1e naamval onderwerp
B
3e naamval voorzetsel
C
4e naamval lijdend voorwerp

Slide 22 - Quizvraag

Welke naamval?

Wir schicken (jullie) ..................... die Tickets.
A
1e naamval (onderwerp)
B
3e naamval (meewerkend voorwerp)
C
4e naamval (lijdend voorwerp of voorzetsel)

Slide 23 - Quizvraag

Gibst du ......(mij) bitte die Fernbedienung
A
ich
B
dir
C
uns
D
mir

Slide 24 - Quizvraag

Einde

Slide 25 - Tekstslide