4TL 10.2 Zwanger en bevallen les 1

Hoofdstuk 10 Voortplanting 
10.1 Man en vrouw
10.2 Zwanger en bevallen les 1
10.3 Opgroeien
10.4 Voortplanting met bloemen
10.5 Voortplanting zonder bloemen

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 10 Voortplanting 
10.1 Man en vrouw
10.2 Zwanger en bevallen les 1
10.3 Opgroeien
10.4 Voortplanting met bloemen
10.5 Voortplanting zonder bloemen

Slide 1 - Tekstslide

Voorbehoedsmiddelen voorkomen altijd een zwangerschap
A
Ja, want daar zijn ze tenslotte voor
B
Nee, want als ze verkeerd gebruikt worden werken ze niet

Slide 2 - Quizvraag

Coïtus interuptus betekent...
A
dat de man zich terugtrekt vlak nadat hij is klaargekomen
B
dat de man zich terugtrekt voordat hij klaarkomt
C
de vrouw goed aangeeft wanneer zij er klaar voor is
D
dat de vrouw aangeeft wanneer de man zich moet terugtrekken

Slide 3 - Quizvraag

Twee weken na de eerste dag van de menstruatie is de vrouw meestal vruchtbaar
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer je geslachtsgemeenschap hebt tijdens de menstruatie van de vrouw, kan zij niet zwanger worden
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 5 - Quizvraag

Paragraaf 10.2 Zwanger en bevallen les 1

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt uitleggen hoe een zwangerschap ontstaat
- Je kunt uitleggen hoe de baby zich in de baarmoeder ontwikkelt.
- Je kunt manieren beschrijven om een baby in de baarmoeder te onderzoeken
- Je kunt beschrijven hoe een bevalling gaat
- Je kunt uitleggen hoe een eeneiige en een twee-eiige tweeling ontstaan.

Slide 7 - Tekstslide

De bevruchting
Een kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel, 
dit vindt plaats in de eileider.

Innestelling: na ongeveer 6 dagen zet het bolletje cellen zich vast in het dikke baarmoederslijmvlies. Dan is de vrouw zwanger.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 10 - Tekstslide

Placenta
Op de plaats waar embryo is ingenesteld groeit placenta/moederkoek. In de placenta zitten haarvaten (hele dunne bloedvaten waar gaswisseling plaats kan vinden).

Vruchtwater en vruchtvliezen ter bescherming ongeboren kind.

Slide 11 - Tekstslide

Navelstreng
3 bloedvaten:
2 navelstrengslagaders
1 navelstrengader

1. voedingstoffen en zuurstof gaan vanuit het bloed van de moeder naar het bloed van het kind. VIA de NAVELSTRENGADER

Slide 12 - Tekstslide

Navelstreng
Koolstofdioxide en andere afvalstoffen (komen vrij na een verbranding, dus in een baby vindt ook verbranding plaats!) 
gaan door de 2 NAVELSTRENGSLAGADERS 
vanuit het bloed van het kind naar naar het bloed van de moeder.

Slide 13 - Tekstslide

Hoe lang is een vrouw zwanger
A
9 maanden
B
11 maanden
C
1 jaar
D
8 maanden

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een embryo?
A
een ander woord voor 'moederkoek'
B
een ander woord voor 'placenta'
C
het ongeboren kindje
D
zorgt voor voedsel in de baarmoeder.

Slide 15 - Quizvraag

Waarom zit een embryo met de navelstreng vast aan de placenta?
A
Deze beschermt het embryo tegen stoten, uitdrogen en wisseling van temperatuur .
B
om het bloed uit te wisselen met de moeder.
C
Hierdoor stromen voedingstoffen naar het toe. Afvalstoffen gaan van embryo naar placenta.
D
Om gehecht te raken aan de moeder.

Slide 16 - Quizvraag


Lezen blz 30 t/m 37
Maken: opdracht 19 t/m 33




De volgende les

10.2 
Zwanger en bevallen
les 2

De bevalling



Slide 17 - Tekstslide