Week 36 Nederlands 3 havo

Nederlands 3 havo week 36
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 36

Slide 1 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => bij start van de les in je tas. Een mobiele telefoon is alleen toegestaan als de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 3 - Tekstslide

Plattegrond invoegen

Slide 4 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1

Slide 5 - Tekstslide

PTD rapportperiode 1

Slide 6 - Tekstslide






28 september: begrijpend lezen! Je mag een woordenboek meenemen

Slide 7 - Tekstslide

Week 36  5 september t/m 9
 september 2022

  • Huiswerk week 36: dinsdag 13 september.
  • Boekenlijst: zie mail
  • Deze week: start betrouwbaarheid van bronnen. 
  • Oefenen in de les met woordenschat
  • Vervolg lezen en fictie.
  • Start spelling: uitgedeeld boekje.
  • nifyu - LessonUp
  • Alle communicatie via magister

Slide 8 - Tekstslide

Weektaak
Leesvaardigheid hoofdstuk 3
  1. Lees de tekst op bladzijde 14
  2. Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 14/15
Literatuur of lectuur hoofdstuk 7
  1. her) lees de tekst op bladzijde 30
  2. Maak opdracht 6 t/m 8 bladzijde 33
Spelling
  1. Lees de uitleg op bladzijde 6 t/m 10
  2. Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 11 t/m 13

Slide 9 - Tekstslide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je hoe je de betrouwbaarheid van bronnen kunt controleren
  • leer je om te beoordelen of fictie literatuur of lectuur is.
  • leer je hoe je werkwoorden moet spellen.

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Kernwoorden:

Mediawijsheid.
Verschil literatuur en lectuur

Slide 12 - Tekstslide

Controleer je huiswerk van week 35. De antwoorden staan aan het eind van de les!

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 14 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van bronnen (p. 14)



Een tekst is betrouwbaar wanneer de informatie in die tekst juist én volledig is. Juist betekent dat de gegeven informatie waar is en dat er geen leugens worden verspreid. Volledig betekent dat er geen belangrijke informatie wordt achtergehouden. Door informatie achter te houden ontstaat namelijk een verkeerd beeld en dat is niet de bedoeling.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Literatuur of lectuur?

Slide 17 - Tekstslide

Literatuur of lectuur?

Slide 18 - Tekstslide

Literatuur of lectuur?

Slide 19 - Tekstslide

Spelling werkwoorden
Voor spelling gebruik je de syllabus die je van je docent hebt gekregen. Op pagina 6 t/m 10 staat de uitleg van de verschillende onderwerpen. Het is vooral herhaling van vorig jaar.

Slide 20 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Weet je hoe je de betrouwbaarheid van een bron kunt controleren?
  • Weet je wat het verschil is tussen literatuur en lectuur?
  • Weet je weer hoe je werkwoorden moet spellen?

Slide 21 - Tekstslide

Nakijken huiswerk
Week 35

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk week 36


Lezen
Lees de tekst op bladzijde 12
Maak opdracht 6 en 7 bladzijde 13

Fictie
Lees de tekst op bladzijde 30
Maak opdracht 1 t/m 5 bladzijde 31

Slide 23 - Tekstslide

Lezen opdracht 6 
a 4 mei is het Dodenherdenking. Dus dan is het wel heel toepasselijk om een tekst te lezen waarin over Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog wordt gepraat.


 b Stef van der Ziel is de eigenlijke bron voor dit artikel. Hij is de man die de boeken heeft gevonden en het verhaal de wereld in bracht.


 c Door de boeken te verstoppen, maakte de man die in dat huis heeft gewoond het minder gemakkelijk voor de Duitsers om te weten wie er allemaal Joods waren in Delfzijl. Die man heeft dus eigenlijk Joodse mensen beschermd.

Slide 24 - Tekstslide

Lezen opdracht 6 
d Het register werd in brand gestoken omdat al die informatie het de Duitsers wel heel gemakkelijk zou maken om de Amsterdamse Joden te vinden. Dat wilden de mensen van het verzet voorkomen.


 e Data kunnen dodelijk zijn als die data in verkeerde handen vallen. Dan opeens kan informatie over personen gebruikt worden om die personen kwaad te doen, en in het ergste geval ze zelfs te vermoorden.

Slide 25 - Tekstslide

Lezen opdracht 7
a Bijvoorbeeld: Ik vind dat wel wat overdreven. De data die Google over mij verzamelt, gaat bijvoorbeeld over wat voor dingen ik koop of wat voor muziek ik leuk vind. Ik geloof niet dat dat nou zo erg is.
Of: Ik vind het een terechte vergelijking. Google volgt alles wat je doet. Tenzij je het specifiek uitschakelt, laat Google zelfs al je bewegingen op een kaart zien. Google zelf zal met die informatie misschien niets slechts doen, maar als het in handen van de verkeerde valt, kan deze informatie wel worden misbruikt.

 b Bijvoorbeeld: De overheid verzamelt gegevens over je zodat ze kunnen controleren of je je wel aan de regels houdt, bijvoorbeeld met belastingen. Ook kan het nuttig zijn voor de overheid om te weten waar mensen hulp of ondersteuning bij nodig hebben.

Slide 26 - Tekstslide

Lezen opdracht 7
c Bijvoorbeeld: Ja, ik vind dat wel nodig. Je weet nooit in wiens handen die gegevens vallen.
Of: Nee, ik vind dat niet nodig. De voordelen van het registeren van persoonlijke gegevens wegen zwaarder dan de nadelen.
 d Bijvoorbeeld: Toekomstige generaties zouden beschermd kunnen worden tegen onze ongebreidelde datalust door nieuwe wetgeving op het gebied van het opslaan van data, die bijvoorbeeld kan inhouden dat alle persoonlijke data maar een beperkte periode mogen worden bewaard en vervolgens vernietigd moeten worden.
  Of: Toekomstige generaties kunnen niet beschermd worden tegen onze ongebreidelde datalust, omdat kwaadwillenden altijd eerst de tijd kunnen nemen om genoeg data te verzamelen (voordat deze eventueel vernietigd moeten worden), om vervolgens die data in hun eigen voordeel in te zetten.

Slide 27 - Tekstslide

Lezen opdracht 8
a Te beoordelen door de docent.
 b Bijvoorbeeld: Phishing kun je vaak herkennen aan slecht geformuleerde (kromme) zinnen, aan het feit dat mails niet persoonlijk geadresseerd zijn of aan een verkeerd gespelde naam van de afzender (anders dan hoe je de naam van het betreffende bedrijf kent). Ook wordt soms gevraagd om het doorsturen van persoonlijke gegevens.
 c Bijvoorbeeld: Ransomware (of gijzelsoftware) en identiteitsfraude zijn twee andere vormen van cybercrime. Ransomware is software waarmee criminelen je computer blokkeren. Je krijgt pas weer de controle over je bestanden terug als je geld betaalt. Identiteitsfraude is dat iemand anders jouw persoonsgegevens gebruikt om er illegale dingen mee te doen, bijvoorbeeld dingen kopen die jij dan moet betalen. Je kunt je wapenen tegen dit soort criminaliteit door bijvoorbeeld je computer goed te beveiligen, nooit je inloggegevens aan iemand anders te geven, sterke wachtwoorden te gebruiken en nooit kopietjes van je paspoort zomaar online te zetten. (Bron: politie.nl)

Slide 28 - Tekstslide

Fictie opdracht 1 (p. 31) 
Bijvoorbeeld: Alles wat je kunt lezen is in principe lectuur. Literatuur onderscheidt zich op een aantal punten. Zo gaat het bij literatuur om verhalen die een bepaalde diepgang hebben. Daarnaast heb je in deze verhalen personages die niet oppervlakkig zijn, maar worden uitgewerkt tot karakters. Als lezer kun je in deze verhalen zelf een interpretatie maken, bij lectuur ligt die interpretatie vaak vast.

Slide 29 - Tekstslide

Fictie opdracht 2 (p. 31) 
a Roos van Rijswijk gebruikt karakters, personages met diepgang in haar verhaal. Het gebruik van karakters (i.p.v. types) is een kenmerk van literatuur.
 b Literatuur heeft een diepgang die volgens de recensent in Onheilig aanwezig is. Lectuur is vaak lineair, terwijl de recensent hier schrijft dat Onheilig dat niet is.
 c Een kenmerk van literatuur is dat het verhaal niet clichématig is. De schrijfster gebruikt daarnaast geen ‘gemakkelijke sympathie of energie’, wat wijst op een verhaal met diepgang, ook een kenmerk van literatuur.

Slide 30 - Tekstslide

Fictie opdracht 3 (p. 31) 
a Strips zijn meestal clichématig en maken gebruik van platte karakters. Strips zijn vaak bedoeld voor kinderen. Ze hebben maar weinig tekst en simpele verhaallijnen.
 b Je krijgt inzicht in de emoties van de hoofdpersoon doordat je met behulp van de gedachtenwolkjes zijn gedachten kunt lezen. Daarnaast wordt links bovenin door de verteller samengevat wat het personage denkt. Tot slot kun je de bedrukte gezichtsuitdrukking van het personage zien.
 c Eigen antwoord. Let op dat het antwoord een uitleg bevat.

Slide 31 - Tekstslide

Fictie opdracht 4 (p. 31) 
a Leesvoer bestaat uit teksten die je gemakkelijk kunt lezen en waar je weinig moeite voor hoeft te doen om het te begrijpen. Je kunt leesvoer eenvoudig consumeren.
 b Bijvoorbeeld: tijdschriften als Voetbal International of ELLE, roddelbladen als Privé, chicklits zoals de Shopaholic¬-serie, detectiveseries die hetzelfde format volgen, tv-gids, etc.
 c Eigen antwoord.

Slide 32 - Tekstslide

Fictie opdracht 5 (p. 31) 
a Bob Dylan is een schrijver van songteksten en niet van literaire romans of poëzie, terwijl de Nobelprijs voor de Literatuur tot 2016 altijd gewonnen werd door een literaire schrijver.
 b Bijvoorbeeld: Nee, niet iedereen was het eens met deze toekenning. Bob Dylan schrijft songteksten en geen boeken. Hij werd daarom niet door iedereen gezien als een ‘echte’ schrijver. Deze critici vonden dan ook niet dat hij recht had op een prijs die volgens hen bedoeld is als prijs voor ‘echte’ schrijvers.

Slide 33 - Tekstslide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 34 - Tekstslide

Woorden van de week


Slide 35 - Tekstslide

Woordenschat 
Opdracht

Maak 5 zinnen (nummers 1, 4 en 5), waaruit blijkt dat je weet wat het woord betekent.

Slide 36 - Tekstslide

Woordenschat 
  1. Draconisch: zeer streng, overdreven streng
  2. Blootstellen aan: in aanraking komen met
  3. Op grote schaal: in grote hoeveelheden
  4. Streven: doel
  5. Welzijn: toestand waarin je het goed hebt en je je goed voelt

Slide 37 - Tekstslide

1. Maak een zin met het woord draconisch.

Slide 38 - Open vraag

2. Maak een zin met het woord bootstellen aan.

Slide 39 - Open vraag

3. Maak een zin met het woord op grote schaal.

Slide 40 - Open vraag