DNT Autisme in de klas

Autisme (ASS)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Autisme (ASS)

Slide 1 - Tekstslide

Iedereen is anders, dat is oké
Iedereen is anders, niemand is als jij
Iedereen is anders, jij bent jou en ik ben mij
Niet alleen jouw manier is goed
Weet dat iemand anders het anders doet!
Ontdek en respecteer de ander
Leer van elkaar en help elkaar
Jij mag er zijn, jij bent oké : Iedereen is anders en dat is oké

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • De leerling weet wat autisme is.
  • De leerling herkent kenmerken van autisme.
  • De leerling kan mensen met autisme helpen.

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:45
Autisme,
wat weet je ervan?

Slide 4 - Woordweb

Autisme (ASS)
Ass= autisme spectrum stoornis
Autisme= afgeleid van het Griekse woord “Autos” (De vertaling van dit woord = zelf)
Een autist kan in zichzelf gekeerd zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Diagnose ASS
Er bestaat geen biomarker voor autisme, zoals een bloed- of dna-test.
De diagnose wordt gesteld door een psychiater of een gz-psycholoog aan de hand van een aantal gedragskenmerken. Iedere persoon met autisme is anders.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Centrale coherentie 
 Is het vermogen om losse prikkels samen te voegen tot een betekenisvol geheel.

Het verwerken en integreren van informatie is een essentiele voorwaarde voor dagelijks functioneren .

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Kunnen kenmerken zijn
Relatiestoornissen
  • Eenrichtingsverkeer, zoekt geen contact met anderen zelf op. Contact is een middel en geen doel.
Communicatiestoornissen
  • Niet iedereen leert praten, vertraagde spraak en taalontwikkeling, ze zeggen geen ik maar zeggen: jij wil.
  • Papegaaien, napraten, het praten is vaak vlak en mechanisch van geluid, eentonig
Stoornissen in gedrag
  • Alleen maar oog voor enkele voorwerpen, onderwerpen of activiteiten, geobsedeerd door draaide wieldoppen, lichtknopjes aan uit, wasmachines, wc, dashboard van de auto.

Slide 10 - Tekstslide

Opvallende zintuiglijke verschijnselen
  • Blijven steken in de orale fase, sabbelen, likken aan voorwerpen, gebruik maken van reuk en tastzin.
  • Prikkelverwerking verloopt anders dan bij ons, autist kan soms ook heel heftig reageren. Of reageren niet op pijn, of de dood van 1 van de ouders.
Opvallende motorische verschijnselen
  • Verschillende soorten bewegingen, sierlijk, stijf, houterig, stereotiep bewegingspatroon, wapperen, fladderen, wiegen

Slide 11 - Tekstslide

Extreme, schijnbare onlogische angsten
  • Klampt zich angstvallig vast aan wat vertrouwd en bekend is.
  • Kleine verandering kan grote angsten opleveren, ook driftbuien.
  • Overdreven gehecht aan een touwtje, pop, blikje enz

Slide 12 - Tekstslide

Ondersteunen
  • Zorgen voor individualiteit, continuïteit
  • Structuur en regelmaat.
  • Voorspelbaarheid en overzichtelijk dagindeling
  • Zeg wat je doet en doe wat je zegt.
  • Verandering brengt angst met zich mee, dus aankondigen is belangrijk
  • Wel variatie is nodig, anders vervalt de autist in obsessies, rituelen, en dwangmatig gedrag. 

Slide 13 - Tekstslide

Structuur bieden en communiceren

Slide 14 - Tekstslide

Wat is volgens jou structuur bieden?

Slide 15 - Open vraag

Wat is overprikkeling?

Slide 16 - Open vraag

Wat kan jij doen als je ziet dat een leerling overprikkeld is?
  • Zo min mogelijk nieuwe prikkels reguleren
  • Zo min mogelijk praten en rustig bewegen
  • Veiligheid bieden
  • Trigger wegnemen 

Slide 17 - Tekstslide

Het is 'nogal'
   druk in je hoofd.
Tegenwoordig zijn er veel meer prikkels dan vroeger.

Bij de één is het
drukker in het hoofd
dan bij de ander.

Bij de één wordt
de informatie anders verwerkt dan bij de ander.

Bij sommige mensen zijn het allemaal losse onderdelen die weinig samenwerken
(best lastig).




   Reactie/ Respons:
- Je concentreert je,
   je hebt je aandacht
   'erbij'.
- Je onthoudt wat je
   hebt geleerd (hw).
- Je weet de volgorde
  waarin je iets gaat
  aanpakken/vertellen.
- Je overziet wat er
   komt.
- Je weet/kunt plannen
- Je gaat iets doen:
   spreken, denken,
   bewegen. Contact
   met anderen maken
   en onderhouden.
- Je onthoudt wat je
  hebt meegemaakt.
   Je herkent het voor
   een volgende keer.







Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Voordelen van autisme
  • Nooit of bijna nooit liegen
  • Sterk oog voor detail
  • Loyaal
  • Perfectionistisch (afspraak is afspraak)
  • Regels worden (bijna) nooit overtreden

Slide 20 - Tekstslide

Herkennen van autisme
  • Ze praten vaak over zichzelf
  • Zoeken weinig contact (met vreemden)
  • Wisselvallig in prestaties
  • Praten niet graag over koetjes en kalfjes
  • Goed in het herkennen van patronen
  • (Lijken) ongeinterreseerd
  • Over- of juist ondergevoelig voor zintuigelijke prikkels

Slide 21 - Tekstslide

Nadelen van autisme
  • Sociale interactie is lastig
  • Toeters en bellen geven veel prikkels
  • Letterlijke opvang van uitspraken
  • Veranderingen zijn lastig
  • Weinig empathie 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

CASUS

1) Wat zijn de kenmerken van autisme van deze leerling?

2) Waar heeft deze leerling moeite mee?

3) Beantwoord de vragen 1 t/m 3 op het blad van de casus



Slide 24 - Tekstslide

Werkvormen
Groep 1:
Spel expressie
Groep 2:
Spel pictionary
Groep 3:
Spel het verboden woord

Slide 25 - Tekstslide