30.09 - ag1 - Werkwoordspelling + interview

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Als jij de wind was,
wat zou het waaien!
Je stormde langs huizen,
rammelde aan ramen
en bonkte op daken.
Hoog joeg de wind stof op.
Bomen bogen.
Maar ze braken niet.
O nee, dat deed de wind
- die jij was - niet.








En je waaide mij nooit tegemoet.
Je zou de wind in mijn rug zijn.

Ben Kuipers, Als jij...De Eenhoorn (België) 2008

Slide 2 - Tekstslide

Pak alvast je Chromebook erbij

  • Werkwoordspelling
  • Interviewen
Lesdoelen:

  • Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd en verleden tijd moet schrijven.
  • (Ik ken de spellingsregels en kan deze toepassen.)

Slide 3 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Leefde of leefte?
doe de verlengproef, dan hoor je het
                dalen > daalden
Gebruik ‘t sexy fokschaap / ‘t ex kofschip
hele werkwoord – (mis) 'en' --> zit de laatste letter wel in het kofschip? -->
dan een –t,
zit de laatste letter niet in het kofschip? --> dan een –d.
                slenteren > slenter > R > slenterden
                leven > lev > V > leefden
                maken > mak > K > maakten

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm v.t. 
  1. Wij(lopen) gisteren door het bos.
  2. Daar (vallen) een tak voor ons op de grond.
  3. Ik (pakken) de tak op en (gooien) hem weg.
  4. Het bladluis (kleven) aan de blaadjes.
  5. Wij (aanbieden) de vlag uit te hangen.
  6. Hij (verzenden) de brief en (afleveren) het pakketje.
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm v.t. antwoorden
  1. Wij liepen gisteren door het bos.
  2. Daar viel een tak voor ons op de grond.
  3. Ik pakte de tak op en gooide hem weg.
  4. Het bladluis kleefde aan de blaadjes.
  5. Wij boden aan de vlag uit te hangen.
  6. Hij verzond de brief en leverde het pakketje af.

Slide 11 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd en verleden tijd moet schrijven.
(Ik ken de spellingsregels en kan deze toepassen.)

Slide 12 - Tekstslide