2 Wat is de overeenkomst tussen de onderstreepte woorden in de zinnen a, b en c en die in de zinnen d, e en f?
a Op Schiphol worden sommige reizigers van
top tot
teen gefouilleerd.
b Mijn kleine neefje zei boe noch bah toen hem gevraagd werd hoe hij heette.
c De jongen die de kleuter uit de vijver redde, heeft zijn lintje dubbel en dwars verdiend.
d Gelukkig heeft onze buurvrouw ons met raad en daad bijgestaan na de brand.
e De nieuwe buren wisten de eerste weken heg noch steg in onze stad.
f Britt heeft ons in geuren en kleuren verteld hoe haar eerste afspraakje met Joric verliep.