In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderwerp van een zin
- het onderwerp van een zin is: wie of wat iets doet
- je kunt het onderwerp van een zin vinden door de vraag te stellen:
wie of wat doet iets?
BIJVOORBEELD:
Marieke schuift de deuren open.
Vraag: Wie schuift?
Antwoord: Marieke (onderwerp)
In het bos staan veel grote bomen.
Vraag: Wat staan?
Antwoord: veel grote bomen (onderwerp)
Hij bakt een cake.
pv = bakt
wg = bakt
Benno heeft het bot gepakt.
pv = heeft
wg = heeft gepakt