het meervoud van zelfstandige naamwoorden

Het meervoud (Plural)
van zelfstandige naamwoorden
Neue Kontakte Seite 81
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het meervoud (Plural)
van zelfstandige naamwoorden
Neue Kontakte Seite 81

Slide 1 - Tekstslide

Was ist die Mehrzahl von der Esel
A
die Esels
B
das Esel
C
die Esel
D
die Eselin

Slide 2 - Quizvraag

-el, -en, -er 
als mannelijke en onzijdige woorden hierop eindigen, blijven zij mestaal in het meervoud onveranderd

Slide 3 - Tekstslide

het meervoud van
der Schlüssel
A
die Schlüssel
B
die Schlüsseln
C
die Schlüssels
D
die Schlüssele

Slide 4 - Quizvraag

Was ist die Mehrzahl von
das Mädchen?
A
die Mädchens
B
das Mädchen
C
die Madchen
D
die Mädchen

Slide 5 - Quizvraag

-el, -en, -er 
als mannelijke en onzijdige woorden hierop eindigen, blijven zij mestaal in het meervoud onveranderd

Slide 6 - Tekstslide

Was ist die Mehrzahl von
das Handy?
A
das Handy
B
die Handys
C
die Handy
D
die Handies

Slide 7 - Quizvraag

-a, -i, -o, -y
bij veel woorden die hierop eindigen: +s

Slide 8 - Tekstslide

Was ist die Mehrzahl von
das Hobby?
A
die Hobbys
B
das Hobbys
C
die Hobby
D
die Hobbies

Slide 9 - Quizvraag

Was ist die Mehrzahl von
die Nachricht
A
die Nachrichten
B
die Nachrichte

Slide 10 - Quizvraag

Basisregels (pas op voor uitzonderingen)
- Mannelijk: umlaut +e --> der Ball, die Bälle
- Vrouwelijk: +(e)n --> die Straße, die Straßen
- Onzijdig: +e --> das Heft, die Hefte
- Mannelijk en onzijdig op -el, -en en -er veranderen vaak niet --> der Onkel, die Onkel; der Lehrer, die Lehrer
- Veel woorden op -a, -i, -o en -y: +s --> das Handy, die Handys

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
der Wolf

Slide 12 - Open vraag

Wat is het meevoud van
die Banknote

Slide 13 - Open vraag

Wat is het meervoud van
der Schüler

Slide 14 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
die Freundin,

Slide 15 - Open vraag

het meervoud van
die Kollegin
A
die Kolleginen
B
die Kolleginnen

Slide 16 - Quizvraag

Wat ga je onthouden? Noem 3 voorbeelden.

Slide 17 - Open vraag