Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Week 27 Formuleren 4.1 Duidelijk formuleren
1 / 48
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
In deze les zitten
48 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat staat er op de planning?
Slide 2 - Tekstslide
Examenonderwerp Schrijven 2F
Het examen schrijven: Een zakelijke e-mail schrijven
Deze week
: FORMULEREN 4.1 Duidelijk formuleren
In vogelvlucht herhalen van de theorie + een oefening
Slide 3 - Tekstslide
Herhalen
- de beste manier van leren
Slide 4 - Tekstslide
Werkwoordspelling
Wat weet je nog?
ALLE TIJDEN DOOR ELKAAR
Slide 5 - Tekstslide
Heb ik daar mijn auto wel goed ......? (parkeren)
A
geparkeert
B
geparkeerd
Slide 6 - Quizvraag
........ jij dat papier even voor me? (verbranden)
A
verbrand
B
verbrandt
Slide 7 - Quizvraag
Tegenwoordig ..... hij er vaak. (bidden)
A
bid
B
bidt
Slide 8 - Quizvraag
Het ...... huis zal gauw weer worden opgebouwd. (verbranden)
Slide 9 - Open vraag
Het ...... werk is niet voor niks geweest. (verrichten)
Slide 10 - Open vraag
Jij ...... tegenwoordig toch niet meer al haar brieven? (verbranden)
A
verbrand
B
verbrandt
Slide 11 - Quizvraag
Je ...... toen dat woord ook al niet goed. (spellen)
A
speldte
B
spelde
C
spelten
D
spelten
Slide 12 - Quizvraag
Op dit moment ...... hij niet zo veel wijn meer uit Frankrijk. (importeren)
A
importeert
B
importeerd
Slide 13 - Quizvraag
Hij ....... mij vroeger. (haten)
Slide 14 - Open vraag
Jij ..... me voortdurend wat op de mouw! (spelden)
A
speld
B
speldt
Slide 15 - Quizvraag
Zaterdag/zaterdag
A
Zaterdag
B
zaterdag
Slide 16 - Quizvraag
januari/Januari
A
januari
B
Januari
Slide 17 - Quizvraag
Wat is juist gespeld?
A
mbo
B
MBO
Slide 18 - Quizvraag
Goed of fout?
Ik wil deze ongare, smakeloze cake niet eten.
A
Goed
B
Fout
Slide 19 - Quizvraag
Goed of fout?
Als je wint, heb je vrienden.
A
Goed
B
Fout
Slide 20 - Quizvraag
Goed of fout?
Ik heb altijd water koekjes, een pen en een leesboek bij me.
A
Goed
B
Fout
Slide 21 - Quizvraag
Wat is juist?
Let op de leestekens
A
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.
Slide 22 - Quizvraag
In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.
Slide 23 - Quizvraag
In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want, zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?
Slide 24 - Quizvraag
Soms zorgt een komma voor betekenisverschil in een zin...
Slide 25 - Tekstslide
Nieuwe theorie
2.1 Formuleren Als of dan?
Slide 26 - Tekstslide
Wat moet je bij deze mensen doen om binnen te komen?
A
Aanbellen
B
Aankloppen
C
Heel hard 'joehoe' schreeuwen
D
Geen van allen
Slide 27 - Quizvraag
Antwoord
Bel werkt niet
,
kloppen A.U.B.
Slide 28 - Tekstslide
Wat vind je van het interpunctiegebruik in de tekst op dit bordje?
A
Hier is niks mis mee
B
Ik zou dit toch anders hebben gedaan
Slide 29 - Quizvraag
Antwoord
Beter zou zijn:
"Geen hondenpoep
,
opruimen A.U.B."
> Het lijkt nu meer op een bevel om hondenpoep niet op te ruimen
Slide 30 - Tekstslide
Straks
de vraag:
Hoeveel komma's missen er in deze tekst?
timer
0:30
Slide 31 - Tekstslide
Hoeveel komma's missen er in deze tekst?
A
Geen
B
3
C
5
D
6
Slide 32 - Quizvraag
Antwoord
Slide 33 - Tekstslide
Verbeter de interpunctie van deze zin.
Slide 34 - Tekstslide
Antwoord
Om ruimte te maken voor onze nieuwe
collectie
,
hebben wij diverse artikelen
afgeprijsd
.
Slide 35 - Tekstslide
Vuistregel 1: de opsomming
Zij schrijft artikelen
,
essays
,
romans
,
verhalen
en
columns.
Slide 36 - Tekstslide
Vuistregel 2: na een aanhef
Geachte heer/mevrouw
,
Geachte heer Wiersma
,
Slide 37 - Tekstslide
Vuistregel 3: tussen twee persoonsvormen
Wat zij gezegd
heeft, is
heel opmerkelijk.
Slide 38 - Tekstslide
Vuistregel 4:
voor
voegwoorden
Hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien, terwijl etc.
> meestal een komma
> Hij dacht er lang over na
, aangezien
hij veel tijd had.
Slide 39 - Tekstslide
Vuistregel 5: Voor/na een aanspreking
"
Sanne,
heb je het naar je zin hier?"
"Lukt dat deze week nog
,
papa
?"
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Slide 46 - Tekstslide
Wat gaat hier fout?
A
Is het niet borstel?
B
Niks, zo hoef ik niet meer te douchen.
Slide 47 - Quizvraag
Aan de slag!
Slide 48 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Leestekens
Juni 2024
- Les met
29 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1,2
Maandag 60 min. 3.2 Leestekens
Maart 2024
- Les met
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Kommaquiz + theorie
19 dagen geleden
- Les met
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Kommaquiz + theorie
Januari 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Kommaquiz + theorie
19 dagen geleden
- Les met
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Taalbeschouwing - Interpunctie
Juni 2021
- Les met
18 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Komma en hoofdletters
Maart 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 2
Komma en hoofdletters
Maart 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 2